Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)

Jurisprudentie februari 2025

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 22 januari tot met 19 februari 2025 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over rammelende voorwaardelijke verplichtingen, beklemmende geluidschermen, niet onderzochte padelbanen, saneringsplannen, laagfrequent geluid van onbekende bron en waarom het belangrijk is om klachten over geluidhinder te blijven melden.

Ruimtelijke plannen

Jachtwerf Kaag en Braassem: ABRvS 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2015:320

Eens in de zoveel tijd heb je zo’n déjà-vu gevoel. Zo ook bij het lezen van deze uitspraak.

Op korte afstand van een jachtwerf wordt een tiental nieuwe woningen mogelijk gemaakt. In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, met de strekking dat het gebruik van de woningen alleen is toegestaan als er een geluidscherm van minimaal 3 meter wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Maar ter plaatse van de aanduiding ‘geluidscherm’ geldt de bestemming Water. Binnen die bestemming zijn geen geluidschermen toegestaan en mag maximaal 2 meter hoog worden gebouwd. De planregels zijn hierdoor innerlijk tegenstrijdig en dus onzorgvuldig.

Laat daarnaast geen twijfel ontstaan over wat er mag komen. Behalve het geluidscherm moet er ook een ‘gebouwgebonden afscherming’ komen. De voorwaardelijke verplichting die hiervoor is opgenomen verwijst naar het akoestisch rapport dat is opgenomen in een bijlage bij de plantoelichting. Uit dit rapport blijkt echter niet welk geluidwerend effect die gebouwgebonden afscherming moet bewerkstelligen. Volgens de gemeente gaat het om een afsluitbare (glazen) wand met een geluidwering van 14 dB(A). Maar omdat dit nergens is vastgelegd, is niet gegarandeerd dat de geluidreductie wordt gerealiseerd die de gemeenteraad heeft beoogd. En dat is wel het uitgangspunt geweest voor de besluitvorming.

Kortom, leg duidelijk vast wat je aan maatregelen verlangt èn zorg ervoor dat de realisatie daarvan daadwerkelijk mogelijk is op grond van de bouw- en gebruiksregels. Met enige regelmaat komen er plannen voorbij waarin dit niet goed op elkaar aansluit. Door hier alert op te zijn voorkom je onnodige juridische discussies.

De Afdeling past de bestuurlijke lus toe. De gemeente krijgt 14 weken de tijd om de planregels te wijzigen (en nader onderzoek te doen naar de verkeerssituatie rondom de veerpont).

Uitbreiding supermarkt Elim: ABRvS 19 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:653

Ook hier liet de formulering van de voorwaardelijke verplichting te wensen over. In de planregels stond dat bebouwing ten behoeve van de uitbreiding van detailhandel en het gebruik daarvan uitsluitend zijn toegestaan onder de voorwaarde dat in het verlengde van de bebouwing aan de zijde van de Carstenswijk langs de rijroute van de vrachtwagen “een geluidscherm” wordt opgericht en in stand wordt gehouden.

De appellant in kwestie voert terecht aan dat de hoogte van het geluidscherm niet dwingend is voorgeschreven. Op verzoek van de gemeente voorziet de Afdeling zelf in de zaak door deze planregel te wijzigen. De Afdeling neemt de toevoegingen van de gemeente over in de uitspraak, waardoor het geluidscherm conform de figuur uit het akoestisch onderzoek bij de plantoelichting moet worden uitgevoerd, naad- en kierdicht, met een minimale massa van 10kg/m2 en met een lengte van 13 meter en een hoogte van 2 meter. Dat is concreet.

Geluidscherm Hoef en Haag: ABRvS 12 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:543

Dat een geluidscherm niet de oplossing is voor alle geluidproblemen, blijkt uit deze uitspraak.

De gemeenteraad van Vijfheerenlanden heeft het bestemmingsplan “Hoef en Haag” vastgesteld. Het plan voorziet vooral in woningbouw. Het plangebied ligt tussen de Lekdijk, de A27, de kern Hagestein en de recreatieplas Everstein. Aan de Lekdijk is een landelijk opererend aannemersbedrijf met calamiteitendienst gevestigd. Het plan voorziet aan drie zijden van het bedrijf in een milieuzone van 100 meter. Binnen die miieuzone kunnen woningen worden gebouwd met toepassing van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.

Een van de voorwaarden is dat er een geluidscherm moet worden opgericht van 10 meter hoog en 330 meter lang aan drie zijden van het bedrijf. Dat ziet het aannemersbedrijf niet zitten. Behalve het aannemersbedrijf heeft ook de bewoner van de bedrijfswoning van het aannemersbedrijf zich in de procedure gemengd. Deze bedrijfswoning zal door het geluidscherm worden ingesloten. Ook de bewoner van een woning in de directe nabijheid aan de buitenzijde van het beoogde geluidscherm heeft beroep ingesteld.

Naar aanleiding van de beroepsgronden heeft de gemeente een herstelbesluit genomen. De afmetingen van het geluidscherm zijn aangepast naar 9 meter hoogte en een lengte van 470 meter.

De Afdeling oordeelt dat dit geluidscherm te enorm is. De gemeente heeft onvoldoende oog voor het feit dat de bedrijfswoning aan drie kanten wordt ingesloten. Dat kan een beklemmend gevoel geven (zeker met de dijk aan de vierde zijde). Ook al is het uitzicht van de bedrijfswoning vooral op het bedrijf gericht, leidt het geluidscherm er wel toe dat het resterende uitzicht naar de omgeving wordt beperkt. Niet is gebleken dat de aanwezige bomen het zicht op het geluidscherm in voldoende mate wegnemen. De omvang van het geluidscherm is bovendien aanzienlijk tegen de achtergrond van de openheid van het gebied, waaronder de ligging aan de Lekdijk en de onbebouwde en open gronden aan de overzijde van de Lekdijk met de bestemming “Agrarisch met waarden – Natuur en landschap”.

Via Google Maps is het niet heel ingewikkeld om de Lekdijk te vinden met ten noorden van de recreatieplas het aannemersbedrijf. Via Street View ziet u vanaf de Lekdijk de wijk Hoef en Haag in aanbouw (buiten de afstand van 100 meter). Oordeelt u zelf.

Padelbanen in Maashorst: ABRvS 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:316

Het is inmiddels een bekend fenomeen, tennisverenigingen die hun tennisbanen geheel of gedeeltelijk ombouwen tot padelbanen. Omwonenden van een tennispark met 9 tennisbanen en 2 padelbanen in Maashorst vrezen daar ook voor. Zij protesteren daarom tegen een nieuw algemeen conserverend bestemmingsplan waarbinnen dit tennispark valt.

De omwonenden zijn van mening dat het conserverende bestemmingsplan ten onrechte de ruimte biedt om het aantal padelbanen in dit tennispark uit te breiden. Op één tennisbaan passen twee padelbanen. Daardoor kan het aantal padelbanen dus substantieel toenemen, met alle geluidoverlast van dien.

De crux in deze zaak is dat er – juridisch bezien – geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan. Het tennispark is legaal en de mogelijkheden om van de tennisbanen padelbanen te maken is al aanwezig. Er is dus geen ruimte voor de gemeente om een nadere afweging te maken van relevante belangen. Dat is enkel anders als er sprake is van gewijzigde omstandigheden of andere planologische inzichten waaruit blijkt dat vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening bestemmingen niet langer aanvaardbaar zijn. Dat is vaste jurisprudentie.

De omwonenden zijn van mening dat er in dit geval sprake is van andere planologische inzichten, omdat er inmiddels beoordelingsrichtlijnen bestaan over richtafstanden tussen padelbanen en milieugevoelige bestemmingen in een rustige woonwijk, zoals de door NSG opgestelde beoordelingsrichtlijn “Padelbanen en geluid” en de op initiatief van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennisbond opgestelde “Handreiking Padel en Geluid’ die de beoordelingsrichtlijn vervangt. Uit deze stukken blijkt dat het geluid van padel op omliggende woningen niet zonder meer aanvaardbaar is. De omwonenden hebben om hun standpunt te ondersteunen ook nog een notitie van een akoestisch bureau overgelegd waaruit blijkt dat de geluidemissie van een padelbaan hoger is dan die van een tennisbaan en dat inderdaad op één tennisbaan twee padelbanen kunnen worden opgericht waardoor dezelfde oppervlakte intensiever gebruikt kan worden. Deze informatie is door de gemeente niet betwist.

De Afdeling is van mening dat de omwonenden aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van gewijzigde planologische inzichten over de akoestische inpasbaarheid van padelbanen in de omgeving van woningen. Dit betekent – aldus de Afdeling – dat de gemeente het bestemmingsplan niet kon vaststellen zonder eerst een akoestisch onderzoek uit te voeren naar de geluidbelasting die kan ontstaan als het gehele sportcomplex voor padel wordt gebruikt. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan staat dus niet vast. De gemeente moet haar huiswerk opnieuw doen en krijgt de kans dit gebrek te herstellen.

Plattelandswoningen Hoek van Holland: ABRvS 22 januari 2025ECLI:NL:RVS:2025:201 en ECLI:NL:RVS:2025:202

Twee voormalige bedrijfswoningen in het glastuinbouwgebied van Hoek van Holland, worden omgeturnd naar een plattelandswoning. Dat maakt het mogelijk om ze voor burgerbewoning te gebruiken zonder een belemmering op te leveren voor de nabij gelegen glastuinbouwbedrijven. Geluidhinder zou een belemmering kunnen zijn om deze woningen te kunnen bewonen, tenzij de regels voor de bescherming tegen geluidhinder worden ‘opgeheven’ of ‘omzeild’ (kies uw eigen voorkeur).

De ondernemers van de naastgelegen glastuinbouwbedrijven zijn niet blij met deze verandering van de bestemming, omdat zij vrezen dat hun onderneming en uitbreidingsmogelijkheden wordt bedreigd. Zij stellen dat van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geen sprake is.

De Afdeling veegt in beide zaken de argumenten van deze ondernemers van tafel, hoewel in beide zaken niet wordt voldaan aan de VNG-richtafstanden en er sprake is van een matig c.q. redelijk akoestisch klimaat. Op basis van de systematiek van de VNG-brochure en het bijbehorende stappenplan heeft de gemeente in beide zaken voldoende gemotiveerd waarom een hoger geluidsniveau kan worden toegestaan èn de woonkwaliteit van de plattelandswoningen toch voldoende is zodat gesproken kan worden van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Wegverkeer

Saneringsplan A4 en A67: ABRvS 5 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:413

Doelmatigheid geluidscherm

De woning van appellanten is aangewezen als saneringsobject. Het saneringsplan voorziet niet in geluidbeperkende maatregelen voor het cluster waar deze woning onderdeel uitmaakt. De woning is het enige saneringsobject binnen het cluster.

Volgens de minister is een geluidscherm niet doelmatig. Op basis van het Besluit geluid milieubeheer (Bgm) is geconcludeerd dat het aantal maatregelpunten hoger dan het aantal reductiepunten. Er zijn 8.900 reductiepunten toegekend aan het cluster. Het aantal maatregelpunten is 10.230. Daarbij is aan de hand van de Regeling geluid milieubeheer (Rgm) berekend dat een geluidscherm een Akoestisch Optimale Maatregellengte (AOM) van 110 meter moet hebben.

Volgens appellanten had de Minister van het Rgm moeten afwijken en een kortere schermlengte in aanmerking moeten nemen. Appellanten stellen dat de Minister op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht de bevoegdheid heeft om af te wijken van beleidsregels. Dat is op zichzelf juist, maar de Rgm is geen beleidsregel. Het is een wettelijke regeling. Daar kan de minister alleen van afwijken als de regeling zelf daartoe de mogelijkheid biedt.

De enige mogelijkheid die de minister heeft om een korter geluidscherm in aanmerking te nemen, is als technische bezwaren zijn die in de weg staan aan het realiseren van een geluidscherm over de volle lengte. In dit geval is er een viaduct en een talud bij dit viaduct die een technisch bezwaar vormen, waardoor het geluidscherm 106 meter lang zou worden. Op grond van de Rgm worden daaraan 9.858 maatregelpunten toegekend. Dat is nog steeds meer dan het toepasselijke aantal reductiepunten. Kortom, een geluidscherm is financieel niet doelmatig.

Tijdstip treffen geluidwerende maatregelen bij overschrijding binnenwaarde

Het saneringsplan houdt tevens in dat de geluidproductieplafonds worden verlaagd. Appellanten voeren aan dat de minister niet mag wachten met een onderzoek naar de binnenwaarde tot nadat het saneringsplan onherroepelijk is geworden. Zij vinden dat het nu te lang duurt voordat duidelijk is of er maatregelen worden getroffen aan hun woning. Dit argument slaagt niet. Uit de wet volgt niet dat de minister hiertoe verplicht is voordat het saneringsplan wordt vastgesteld.

De Wet milieubeheer (Wm) bepaalt in artikel 11.64 lid 1 dat de wegbeheerder geluidwerende maatregelen treft, indien de binnenwaarde wordt overschreden bij volledige benutting van het gewijzigde geluidproductieplafond. In artikel 11.64 lid 3 Wet milieubeheer staat expliciet dat de verplichting om geluidwerende maatregelen te treffen ertoe strekt dat uiterlijk 31 december 2025 de geluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige ruimten wordt teruggebracht tot een waarde die ten minste 3 dB onder de binnenwaarde ligt.

De Afdeling wijst op het overgangsrecht uit de Aanvullingswet geluid Omgevingswet. Twee bepalingen zijn relevant.

Voor het saneringsplan regelt artikel 3.3, tweede lid, aanhef en onder a en c dat hoofdstuk 11 van de Wm van toepassing blijft op het saneringsplan totdat het saneringsplan onherroepelijk is.

Voor de verplichting om geluidwerende maatregelen te treffen, regelt de Aanvullingswet in het derde lid van artikel 3.3 dat de verplichting om geluidwerende maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 11.64 lid 1 Wm blijft gelden. De datum van 31 december 2025 is echter genoemd in het derde lid van artikel 11.64 Wm. De wetgever heeft aanleiding gezien om deze termijn op te rekken voor saneringsplannen en daarmee samenhangende wijziging van geluidproductieplafonds als die besluiten pas na 31 december 2023 onherroepelijk worden. Er mag dan 2 jaar de tijd worden genomen vanaf het tijdstip dat het saneringsplan onherroepelijk is. In dit geval loopt die termijn tot 5 februari 2027.

Handhaving

Exploitatievergunning kantine korfbalvereniging: ABRvS 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:336

Omwonenden van een kantine van een korfbalvereniging ervaren veel overlast van het gebruik van deze kantine, onder andere tijdens regelmatige feestavonden. In 2015 is (kennelijk) een compromis bereikt tussen deze omwonenden, de Burgemeester en de korfbalvereniging over het te produceren geluidsniveau. Bij het afgesproken geluidsniveau ervaren de omwonenden geen geluidsoverlast.

In 2016 was het toch weer prijs met de overlast en dienden de omwonenden klachten in bij DCMR. De korfbalvereniging zou zich niet aan het afgesproken geluidsniveau houden. Omdat niets met die klachten werd gedaan, hebben de omwonenden uiteindelijk een formeel handhavingsverzoek ingediend bij de Burgemeester, waarin zij verzoeken om de verleende exploitatievergunning (nodig voor het gebruik van de kantine) geheel of gedeeltelijk in te trekken, te wijzigen of te schorsen. De Burgemeester weigerde om handhavend in te grijpen. Daarover gaat deze procedure, die dus al jaren lang loopt.

In 2021 krijgen de omwonenden gelijk bij de Afdeling en moet de Burgemeester een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift nemen. De Burgemeester had geen onderzoek gedaan naar de gestelde overtredingen. Hij krijgt de opdracht van de Afdeling om dat alsnog te doen. Wegens de coronapandemie wordt de nieuwe beslissing op bezwaar pas op 1 december 2022 genomen.

Die nieuwe beslissing op bezwaar is wederom negatief voor de omwonenden. Die tweede negatieve beslissing ligt nu voor bij de Afdeling. De omwonenden krijgen dit keer geen gelijk, hun beroep wordt ongegrond verklaard. Reden hiervan is dat er geen aanleiding is om vast te stellen dat er sprake is van een overtreding van enige geluidsnorm die er toe leidt dat er sprake is van een nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat.

Waarom is die aanleiding er niet? Sinds de uitspraak van de Afdeling in 2021 hebben de bewoners slechts één klacht neergelegd bij DCMR of andere instanties waar meldingen van overlast gedaan kunnen worden. De Burgemeester had sindsdien dus ook geen reden meer om controles uit te voeren of metingen te verrichten naar de eerder door de omwonenden gestelde geluidsoverlast. De Burgemeester had aan DCMR de opdracht verstrekt om bij klachten direct geluidsmetingen te gaan doen. De Burgemeester heeft in algemene zin wel een ingenieursbureau opdracht gegeven om een geluidsonderzoek te verrichten en om te beoordelen of werd voldaan aan de grenswaarden voor geluid op de gevels van omliggende woningen conform het Activiteitenbesluit. De geluidregelgeving van het Activiteitenbesluit wordt door de Burgemeester mede gebruikt om de norm ‘nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat’ conform artikel 2:28 APV in te vullen. Aan deze normen wordt voldaan. Het advies was wel om maatwerkvoorschriften te stellen voor het gesloten houden van deuren en ramen en voor het verbieden van versterkte levende muziek in de nachtperiode tijdens incidentele festiviteiten. Die procedure heeft de Burgemeester opgestart.

De Afdeling komt tot de conclusie dat de Burgemeester goed heeft gehandeld en dat dus terecht niet handhavend is opgetreden.

Het verweer van de omwonenden dat er bij het doen van meldingen niets gebeurt, omdat de toezichthoudende instanties onvoldoende mankracht hebben om geluidsmetingen te gaan doen, gaat in deze zaak niet op. DCMR heeft in dit geval weliswaar niet altijd voldoende mankracht om op iedere melding te acteren, maar de casus van de korfbalvereniging staat bij hen hoog op het prioriteitenlijstje, waardoor ze dus wel altijd zullen uitrukken om controles te gaan doen. Maar ja, dan moeten ze dus wel een melding krijgen van overlast.

De les uit deze uitspraak is dus vooral dat overlast te allen tijde moeten worden gemeld bij de instanties die daarvoor door de gemeente zijn aangewezen. Dus ook als er al procedures lopen. De afwezigheid van officiële meldingen wordt met enige regelmaat gebruikt in het nadeel van de gehinderde omwonenden, die lijdzaam en moegestreden de uitkomst afwachten. Het advies is dus blijven melden, melden, melden.

Laagfrequent geluid

Maatwerkvoorschriften Bema Zierikzee: ABRvS 12 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:518

Milieuneutrale wijziging Zierikzee: ABRvS 12 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:520

In Zierikzee wordt al jaren gezocht naar de bron van laagfrequent geluid waar enkele inwoners hinder van ondervinden. Uit de beschikbare informatie maak ik op dat het niet ter discussie staat dat deze mensen daadwerkelijk hinder ondervinden van laagfrequent geluid. Dit is met akoestisch onderzoek bevestigd. De bron is echter onbekend.

De inwoners in kwestie trachten de gemeente aan te sporen om nader onderzoek te doen. Enkele jaren geleden kwamen zij op tegen het bestemmingsplan ‘Zierikzee buiten de grachten’. Zij voerden toen aan dat de gemeente onderzoek had moeten doen naar mogelijke bronnen van laagfrequent geluid en voorschriften had moeten opnemen in het bestemmingsplan ter voorkoming van hinder. De Afdeling ging daar niet in mee, omdat het een conserverend plan was dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakte. Die uitspraak van 23 juni 2021 bespraken wij hier.

Het bestemmingsplan ‘Zierikzee buiten de grachten’ omvatte heel Zierikzee buiten het centrum, met uitzondering van het industrieterrein Zuidhoek. Op dit gezoneerde industrieterrein bevinden zich meerdere geluidrelevante bedrijven. Twee daarvan staan centraal in de uitspraken van de Afdeling d.d. 12 februari 2025.

De eerste uitspraak gaat over maatwerkvoorschriften voor geluid die op verzoek van Bema kunststoffen zijn gesteld. De geluidgrenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau wordt in de nachtperiode op één referentiepunt op 50 meter afstand van de inrichtingsgrens verhoogd. Voor het overige zijn enkele lagere geluidgrenswaarden vastgesteld.

Appellant woont op ruim 1 km afstand van dit bedrijf. Het college heeft zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende is. Volgens de rechtbank is dit terecht. Volgens appellant legt de rechtbank de bewijslast ten onrechte bij hem. Hij gaat ervan uit dat het laagfrequent geluid afkomstig is van het industrieterrein Zuidhoek en wijst naar Bema als veroorzaker. Het college had volgens hun onderzoek moeten doen naar de bron of bronnen daarvan.

De Afdeling sluit zich aan bij de rechtbank. Appellant heeft geen nieuwe argumenten aangevoerd ten opzichte van de procedure bij de rechtbank. Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat uit het beschikbare onderzoek niet volgt dat het laagfrequent geluid afkomstig is van het industrieterrein Zuidhoek. De rechtbank overweegt dat dit niet direct voor de hand ligt, omdat er tussen de woning en het industrieterrein een woonwijk, twee dijken en diverse wegen gelegen zijn. Zelfs als het laagfrequent geluid wel van het industrieterrein Zuidhoek afkomstig zou zijn, moet appellant nog steeds aannemelijk maken dat het geluid afkomstig is van dit specifieke bedrijf.

De Afdeling overweegt dat appellant via deze procedure niet kan bereiken wat hij wil, namelijk dat onderzoek wordt gedaan naar de bron van het laagfrequent geluid. Het besluit over de inrichting van Bema, geeft geen aanleiding voor het doen van dat onderzoek. Er zijn namelijk geen aanknopingspunten dat die inrichting de bron is.

De tweede uitspraak gaat over brood- en banket-ingrediëntenbedrijf Zeelandia. Er is een omgevingsvergunning verleend voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting. Het gaat om enkele veranderingen in en op het dak van de bestaande bedrijfsgebouwen. Ook in deze procedure is de inwoner niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij op circa 1,5 km afstand woont. Hij heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt.

Ook hier sluit de Afdeling zich aan bij het oordeel van de rechtbank. De Afdeling overweegt nogmaals dat via deze beroepsprocedure niet kan worden bereikt dat er nader onderzoek wordt gedaan naar laagfrequent geluid. Zolang er geen aanknopingspunten zijn dat deze inrichting de bron is, is er geen juridisch haakje om die verplichting aan op te knopen. Het begin van bewijs zal – hoe frustrerend ook – door de appellant moeten worden geleverd.

Deze gang van zaken is voor de gehinderde inwoners uitermate frustrerend. Deze uitspraken laten echter zien dat dit een probleem is dat niet via de juridische weg kan worden opgelost. Als advocaat sta je met lege handen, zolang de bron van het laagfrequent geluid onbekend is. Er is dan geen ‘wederpartij’ die ter verantwoording kan worden geroepen via een handhavingsverzoek of andersoortige procedure. De rechter kan om dezelfde redenen weinig doen. Het enkele feit dat iets of iemand laagfrequent geluid veroorzaakt, is onvoldoende voor een rechter om een algemene onderzoeksopdracht te formuleren of om ieder willekeurig bedrijf te laten bewijzen dat zij in ieder geval niet de oorzaak zijn. Het is aan de gemeente, omgevingsdienst en/of akoestisch adviesbureaus om uit te zoeken wie of wat de ‘schuldige’ is.

halsten divider copy 6