Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)

Actualiteiten jurisprudentie geluid – maart 2025

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 26 februari tot met 19 maart zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over het spanningsveld tussen woningbouw en de geluidruimte van omliggende bedrijven, de relevantie van contra-expertises en nachtelijk stemgeluid.

Ruimtelijke plannen

De Raad van State behandelt sinds kort met voorrang beroepsprocedures die gaan over woningbouwprojecten. Daarmee draagt de Raad van State bij aan de elders in Den Haag gewenste versnelling van de woningbouwopgave. We zien dit terug in het grote aantal uitspraken over bestemmingsplannen die beogen woningbouwprojecten mogelijk te maken. Met wisselend succes.

Bestemmingsplan “Bolderkade, Ouderkerk aan den IJssel”: ABRvS 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:787

Via dit bestemmingsplan worden in Ouderkerk aan den IJssel drie appartementsgebouwen mogelijk gemaakt met maximaal 42 appartementen. Een aantal omliggende bedrijven is bezorgd dat de komst van woningbouw hun bedrijfsmogelijkheden zal beperken. Zo ook een bedrijf voor landbouwtractoren en -machines.

De gemeente heeft bij het opstellen van het bestemmingsplan de richtafstanden van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering gebruikt. De kortste afstand tot de woningbouw is 11 meter, een stuk dichterbij dan de te hanteren richtafstand. De gemeente heeft akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat het bedrijf ondanks de korte afstand kan voldoen aan de geluidsnormen van artikel 2.17 Activiteitenbesluit. Van een beperking van de bedrijfsvoering is daarom volgens de gemeente geen sprake.

Het bedrijf heeft geen medewerking willen verlenen aan het akoestisch onderzoek en heeft geen gegevens over zijn bedrijfsvoering verstrekt. De gemeente heeft daarom een fictieve RBS gehanteerd. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een theoretische, maar volgens de gemeente maximale invulling van de RBS. Zo is ervan uitgegaan dat in het bedrijfsgebouw gedurende 8 uren een continu geluidsniveau van 80 dB(A) wordt geproduceerd en de overheaddeuren aan de voor- en achterzijde beide gedurende 8 uren zijn geopend.

De eigenaar van het bedrijf heeft geen tegenrapport ingediend om te onderbouwen waarom de uitgangspunten van de gemeente onjuist zijn. Het bedrijf heeft ook niet op een andere manier bewezen dat het niet klopt. De Afdeling volgt daarom het akoestisch rapport van de gemeente. De conclusie is dat ter plaatse van de woningbouw een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en het bedrijf in kwestie niet wordt belemmerd. De Afdeling merkt nog op dat metaalbewerkingsactiviteiten in beginsel inpandig moesten plaatsvinden, op grond van het (destijds geldende) Activiteitenbesluit. De door de gemeente gehanteerde RBS was dus niet ongunstig voor het bedrijf.

Het ongemotiveerd weigeren van medewerking aan akoestisch onderzoek werkt dus in het nadeel van het bedrijf. In een beroepsprocedure zal het bedrijf zijn argumenten moeten specificeren en bij voorkeur onderbouwen met een deskundig tegenrapport.

Verlaging milieucategorie bedrijvigheid t.b.v. woningbouw Helmond: ABRvS 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:786

Op een voormalige locatie van een bedrijfspand worden 31 rijwoningen en levensloopbestendige patiowoningen mogelijk gemaakt. Om dit voor elkaar te krijgen, heeft de gemeente Helmond de bestaande maximaal toegestane milieucategorie voor de naastgelegen bedrijfspercelen beperkt. Op die manier zou voldaan worden aan de VNG-richtafstanden. Op zich is dat een bruikbare aanpak.

De gemeente heeft een akoestisch onderzoek laten doen dat is gebaseerd op de bestaande woningen, woonbestemmingen, verleende milieuvergunningen, ingediende meldingen in het kader van het Activiteitenbesluit en eventueel aanwezige milieuonderzoeken. Op die manier is beschouwd welke beperkingen er planologisch, bij een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden, en feitelijk, bij de invulling van een bedrijfsbestemming, worst-case mogelijk zijn ter plaatse van nabijgelegen bedrijfsbestemmingen en wat het effect hiervan is op het plangebied wat betreft geluid. De conclusie is dat met een verlaging van de milieucategorie van een aantal bedrijfsunits en een voorterrein van een bedrijfsperceel aan de richtafstanden van de VNG-brochure kan worden voldaan. De richtafstanden kunnen daarnaast verlaagd worden omdat er sprake is van een ‘gemengd gebied’.

De eigenaar van de bedrijfsunits en het voorterrein van het bedrijfsperceel is het niet eens met de verlaging van de milieucategorieën, omdat zij meent dat zij daardoor in haar bedrijfsvoering wordt beperkt.

Bij het beoordelen van de mogelijkheden om de milieucategorieën te beperken heeft de gemeente gekeken naar het feitelijke bestaande gebruik van de bedrijfsunits. Uit dat onderzoek bleek dat de bedrijfsactiviteiten in de bedrijfsunits niet vallen onder milieucategorie 3.2, maar ten hoogste onder milieucategorie 2 en 3.1. Gezien het belang van het realiseren van woningbouw en dus het verlagen van de VNG-richtafstand, is de Afdeling van mening dat de verlaging tot milieucategorie 3.1 terecht is en er geen beperking is van de exploitatiemogelijkheden van de bedrijfsunits.

Op het voorterrein waren bedrijfsactiviteiten tot milieucategorie 3.2 mogelijk, maar wel onder de voorwaarde dat ter plaatse een geluidwal aanwezig moet zijn met een minimale hoogte van 4 meter. Ook zijn uitsluitend bedrijven in categorie 3 toegestaan met een geurcontour van maximaal 30 meter volgens de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.

De geluidswal is er niet. Daarom stelt de gemeente vast dat op het voorterrein in de bestaande situatie enkel bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan tot maximaal milieucategorie 2. Ook met die vaststelling is de Afdeling het eens. Het oordeel luidt dus dat de eigenaar van het voorterrein geen beperking van haar exploitatiemogelijkheden heeft.

De gemeente krijgt het dus voor elkaar om de richtafstanden van de bedrijvigheid tot aan de nieuw te bouwen woningen te verlagen, zodat deze woningen in ieder geval buiten de richtafstand liggen.

Maar dan gaat het toch mis. De eigenaar van het voorterrein stelt dat de gemeente niet heeft onderzocht of ter plaatse van de nieuwe woningen kan worden voldaan aan de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit vanwege de bestaande activiteiten van de bedrijvigheid op het voorterrein.

De eigenaar heeft een akoestisch tegenonderzoek laten uitvoeren. Uit deze contra-expertise blijkt dat niet wordt voldaan aan de geluidnormen van artikel 2.17 Activiteitenbesluit door de bestaande bedrijvigheid op het voorterrein (vooral vrachtwagen- en busbewegingen), niet in de avond en ook niet in de nacht.

De Afdeling stelt op grond van deze contra-expertise vast dat de gemeente haar werk toch niet goed heeft gedaan en dat dus niet kan worden vastgesteld dat ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen kan worden voldaan aan de geluidnormen van artikel 2.17 Activiteitenbesluit. De gemeente heeft ook niet gesteld dat de vervoersbewegingen in de avond- en nachtperiode niet aannemelijk zijn bij de bedrijven die het bestemmingsplan ter plaatse toelaat.

Aldus is de conclusie dat de gemeente zich niet op het standpunt had mogen stellen dat het bedrijf niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt als gevolg van de woningbouw. Daarmee staat ook niet vast dat ter plaatse van de nieuwe woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. En dus is het bestemmingsplan onzorgvuldig vastgesteld.

De gemeente krijgt 26 weken de tijd om het gebrek te herstellen.

Woonzorgzone Hattem: ABRvS 19 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1183

In Hattem wordt een ontwikkeling van drie appartementencomplexen en een woonzorgcomplex met in totaal 120 (zorg)woningen en een Integraal Kind Centrum (IKC) mogelijk gemaakt. Een omwonende maakt zich zorgen over de impact hiervan en gaat in beroep. Hij is ook bang voor de akoestische gevolgen van deze grootschalige ontwikkeling, en met name de ontwikkeling van het IKC baart hem zorgen.

Conform de VNG-brochure is de richtafstand voor het aspect geluid bij basisscholen en kinderdagopvang 30 meter tot geluidgevoelige objecten. Het bestemmingsplan gaat uit van een afstand van ongeveer 25 meter. De gemeente heeft daarom een akoestisch onderzoek gedaan.

De Afdeling komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van dit akoestisch onderzoek. De Afdeling lost het anders op. De Afdeling oordeelt dat de richtafstand verlaagd mag worden omdat de ontwikkeling aan een drukke weg komt te liggen. Vanwege de functiemenging in de omgeving is sprake van een ‘gemengd gebied’. Dat betekent dat de richtafstand met een stap wordt verlaagd van 30 meter naar 10 meter. De woningen liggen ruim buiten die richtafstand. Daarom kan worden aangenomen dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De gemeente lijkt ook een ‘handigheidje’ te hebben gevonden. Zij heeft in de planregels opgenomen dat een omgevingsvergunning voor de bouw pas mag worden verleend als uit een bijgevoegd akoestisch onderzoek blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) en een maximaal geluidniveau van 70 dB(A) op de omliggende woningen niet wordt overschreden. Dat ‘handigheidje’ slaagt echter niet. De omwonenden zijn van mening dat die planregel in feite de toets of sprake is van goede ruimtelijke ordening doorschuift naar het moment van vergunningverlening. In de Omgevingswet is hiervoor meer ruimte, maar in de oude systematiek van de Wet ruimtelijke ordening is deze ruimte er niet, in ieder geval niet voor een bestemmingsplan dat specifiek voor dit project wordt opgesteld. De Afdeling oordeelt dat de gemeente bij de vaststelling van dit nieuwe bestemmingsplan had moeten afwegen of de ontwikkelingen die met de voorziene functies in het bestemmingsplan uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar zijn.

De Afdeling geeft de gemeente de opdracht om dit gebrek te herstellen.

De gemeente heeft ook een hogere waarde voor verkeerslawaai vastgesteld. Er ontstaan meer verkeersbewegingen op bestaande wegen door de nieuwe ontwikkelingen. Over de specifieke geluidsaspecten van dit besluit hogere waarde kan binnen deze bestemmingsplanprocedure niet gediscussieerd worden, daarvoor geldt de hogere waarde-procedure. Echter de gemeente dient wel binnen deze bestemmingsplanprocedure te toetsen of de hogere geluidbelasting op bestaande woningen in het kader van de goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Aangezien er slechts sprake is van een toename van ten hoogste 0,9 dB(A) is de Afdeling van mening dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet in het geding is.

Uitbreiding Van der Valk hotel Hotel Lavendelheide Drachten: ABRvS 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:888

Het is de bedoeling dat het bestaande Van der Valk Hotel Lavendelheide in Drachten wordt uitgebreid met een nieuw gebouw met hotelkamers en een restaurant met een overdekt terras. In dit gebouw moeten vergader- en presentatiezalen worden gerealiseerd, die ook voor feesten kunnen worden gebruikt. Bij dit bestemmingsplan is de VNG-brochure niet gebruikt, althans daar gaat de zaak niet over. Omwonenden zijn erg bezorgd, omdat zij vrezen voor geluidoverlast van bezoekers van het hotel die gebruik maken van het overdekte terras en de feestzalen.

Deze omwonenden hebben terechte zorgen, zo blijkt. De gemeente heeft tot twee keer toe akoestische onderzoeken toegevoegd aan het dossier om te kunnen aantonen dat de akoestische impact niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Maar nog steeds is de impact van de uitbreiding niet voldoende in beeld gebracht, aldus de Afdeling.

In de uitgevoerde akoestische onderzoeken is gerekend met openingsuren van het overdekte terras tot 23:00 uur. Deze eindtijd is echter niet geborgd in het bestemmingsplan. De APV staat toe dat het terras tot 1:00 uur open mag zijn. Kortom: dat matcht niet.

In het akoestisch onderzoek staat dat de muziektoeslag van 10 dB geldt voor muziekgeluid als het muziekkarakter duidelijk hoorbaar is op het beoordelingspunt. In het onderzoeksrapport staat ook dat de toeslag is toegepast als het muziekgeluid plus 10 dB een hogere waarde oplevert dan het overige geluid. In het onderzoek wordt ervan uitgegaan dat het muziekgeluid niet duidelijk hoorbaar is als deze minimaal 10 dB(A) onder het geluidsniveau van de overige geluidsbronnen ligt. Waarom voor deze rekenmethode is gekozen wordt niet uitgelegd.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de hoogste waarden van muziekgeluid afnemen in de nacht na 23:00 uur. De representatieve bedrijfssituatie gaat echter uit van sluitingstijden van de feestzalen en de bestaande bowlingbaan tot 1:00 uur. Het is – aldus de Afdeling – daarom aannemelijk dat aan het begin van de nachtperiode het geluidsniveau van het muziekgeluid, vergelijkbaar is met het geluidsniveau van de avondperiode. Kortom: dit matcht ook niet.

Doordat de tijden niet matchen, is ook niet duidelijk of de berekening van de hoogste waarden van overige geluidsbronnen op de locatie van de omwonenden matchen in relatie tot de conclusie om wel of niet de muziektoeslag toe te passen. Ook dat moet opnieuw bekeken worden.

Ook is het stemgeluid vanaf het niet overdekte terrein, zoals het parkeerterrein bij de entree en de onoverdekte terrassen, niet getoetst in het kader van de goede ruimtelijke ordening. Dat had wel gemoeten. Gelet op de aangegeven sluitingstijd van 1:00 uur van zowel de feestzalen als de bowlingbaan, is het aannemelijk dat verschillende personen voor en rondom 1:00 uur zich op het onoverdekte terrein begeven. Nu uit het akoestisch onderzoek blijkt dat verwacht wordt dat 250 parkeer- en verkeersbewegingen in de avond als ook in de nachtperiode zullen plaatsvinden aan de kant van de locatie van de omwonenden, is het aannemelijk dat minimaal 250 personen zich op dit onoverdekte terrein van en naar hun auto zullen begeven. Nu de gemeente zelf in een nader stuk heeft aangegeven dat het denkbaar is dat gasten die na een feest vertrekken luider praten, is er dus veel aanleiding om te onderzoeken wat de gevolgen van het stemgeluid zijn op het onoverdekte terrein voor de geluidsbelasting bij de woningen van de omwonenden.

De gemeente krijgt wel gelijk in het feit dat bij afrondingen van de waarden voor het equivalente geluidsniveau door wegverkeer, kan worden volstaan met een afronding in één stap, zoals de Hmri voorschrijft. Dat had de gemeente ook nodig, want het equivalente geluidsniveau voor een beoordelingspunt was 45,45 dB. Dat mocht afgerond worden naar 45,4 en dus naar 45 dB en niet naar 45,5 en dus naar 46 dB.

De omwonenden stellen nog dat de gemeente heeft verzuimd om de cumulatie van verschillende geluidsbronnen te onderzoeken. Dat is echter een onterecht verwijt. De gemeente stelt dat geen berekening van de cumulatie van verschillende geluidsbronnen nodig was, als niet door meerdere geluidsbronnen de voorkeurswaarden worden overtreden. Dat standpunt is niet bestreden en voorts blijkt ook dat de cumulatie van het verkeer ten behoeve van het uitgebreide hotel en het bestaande wegverkeer is beoordeeld.

Omdat er erg veel gebreken op akoestisch vlak zijn, krijgt de gemeente 26 weken de tijd om deze gebreken te herstellen.

NB: Er ontbreken enkele belangwekkende uitspraken in dit overzicht. Die houdt u van ons tegoed.

halsten divider copy 6