Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)

Actualiteiten jurisprudentie geluid - juli en augustus 2024

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 26 juni tot met 21 augustus 2024 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over te korte afstanden tussen bedrijvigheid en woningbouw, aangescherpte criteria voor het uitsluiten van vergunningsvrij bouwen, studenten die worden beschermd tegen vlieglawaai, obstakeltoeslagen, invordering van dwangsommen en de bonusvraag: mag er een poort komen in een geluidscherm?

Ruimtelijke plannen

Woningbouw Hoeksekade Lansingerland: ABRvS 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3108

Het wil niet vlotten met dit woningbouwplan. De woningen zijn voorzien op ongeveer 10 meter afstand van een groot agrarisch bedrijf. De Afdeling vernietigde op 17 juni 2020 het vorige bestemmingsplan dat hiervoor is vastgesteld. Wij bespraken die uitspraak hier.

Uit de uitspraak van 17 juni 2020 bleek al dat het gaat om een bedrijf met een specifieke bedrijfsvoering. Er zijn veel losactiviteiten, ook ’s nachts en in de vroege ochtend. Er wordt in de zomer zowel overdag als ’s nachts gekoeld door middel van koelunits. Aan de kant van de voorziene woningen rijdt een geautomatiseerd voertuig, namelijk een trein die een piepend geluid maakt.

De Afdeling oordeelde in 2020 dat de gemeente zich onvoldoende op de hoogte had gesteld van de specifieke bedrijfsvoering van appellant. De gemeente had zich daardoor geen goed oordeel kunnen vormen over de aanvaardbaarheid van het plan, zowel voor het bedrijf als de toekomstige bewoners.

Inmiddels is er aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. De gemeente heeft het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. Daarnaast heeft de gemeente maatwerkvoorschriften gesteld, waardoor het bedrijf meer geluid mag produceren op de dichtstbijzijnde woningen. De belemmeringen voor de bedrijfsvoering zouden daarmee zijn opgelost. En – zo stelt de gemeente – daardoor zou er ook direct sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Nieuw ontwerpbesluit nodig?

Appellant voert aan dat de gemeente eerst een nieuw ontwerpbestemmingsplan ter inzage had moeten leggen. Dat ziet de Afdeling anders. Na vernietiging van het bestemmingsplan mocht de gemeente terugvallen op het ontwerp dat al ter inzage was gelegd. Het verschil is dat er aanvullend akoestisch onderzoek aan is toegevoegd en dat onderdelen van de plantoelichting zijn aangevuld. Het plan is op zichzelf niet veranderd. Daardoor is er geen sprake van een wezenlijk ander plan dat eerst als ontwerp ter inzage had moeten worden gelegd.

Procedureel gaat het dus goed, inhoudelijk gaat het opnieuw fout.

RBS mogelijk nog steeds onderschat

Volgens het bedrijf heeft de gemeente de representatieve bedrijfssituatie onvoldoende zorgvuldig in kaart gebracht. Het bedrijf betwist de uitgangspunten van het akoestisch rapport. Die kritiek wordt onderschreven door de STAB en uiteindelijk ook door de Afdeling.

Zo is de toegepaste correctie van 7,5 dB op de geluidemissie van het dak en/of de dakramen van de kassen te fors. Er had nader onderzoek moeten worden gedaan naar het gebruikte model en de kwaliteit van de ingevoerde data. De bronvermogens van de condensor en van het alarm op de in de kas rondrijdende kar zijn daarnaast onjuist bepaald.

De geconstateerde gebreken leiden de Afdeling tot de conclusie dat de geluidbelasting van het bedrijf mogelijk nog steeds is onderschat. Dat betekent dat de maatwerkvoorschriften mogelijk niet afdoende zijn om de belemmeringen voor het bedrijf op te heffen.

Het bestemmingsplan wordt dus opnieuw vernietigd.

De Afdeling heeft waarschijnlijk ook fronsende wenkbrauwen gehad bij de stelling van de gemeente dat door het stellen van maatwerkvoorschriften ook direct sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dat zijn immers twee verschillende dingen. Voor het bedrijf is het prettig dat de bedrijfsvoering niet wordt belemmerd als er meer geluid mag worden geproduceerd. Maar de toekomstige bewoner van de woning naast dit bedrijf zal die geluidhinder moeten tolereren. In hoeverre is dat aanvaardbaar? Het lijkt erop dat de gemeente daar nog geen verdergaande gedachte heeft ontwikkeld.

De Afdeling geeft de gemeente daarom mee dat een nadere motivering op dit punt nog steeds nodig is. Het enkele feit dat de gevelisolatie dusdanig zal zijn dat de binnenwaarde van 35 dB(A) wordt gehaald, is onvoldoende. Dat is de ondergrens. De vraag blijft waarom de akoestische situatie voor de toekomstige bewoners aanvaardbaar is. Daarbij moet ook iets worden gevonden van de geluidbelasting in de tuin en in de woning met geopende ramen.

Op naar de volgende ronde?

Uitsluiten vergunningsvrij bouwen Nieuwe Pekela: ABRvS 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2710

Naast een agrarisch bedrijf wordt de bouw van een woning mogelijk gemaakt. Appellant vreest dat die woning een belemmering oplevert voor de bestaande en toekomstige bedrijfsvoering.

Tot op zekere hoogte heeft de gemeente rekening gehouden met toekomstige plannen van het bedrijf. Zo is in het akoestisch onderzoek rekening gehouden met een nieuwe uienbewaarloods. Die stond er nog niet, maar het bedrijf had daar al wel een vergunning voor. Het bedrijf voert nog aan dat er in de toekomst mogelijk ook andere geluidbronnen kunnen worden toegevoegd en dat de bezetting mogelijk kan wijzigen. In lijn met bestaande jurisprudentie oordeelt de Afdeling dat geen rekening hoeft te worden gehouden met potentiële uitbreidingsplannen die nog niet concreet zijn.

Het agrarisch bedrijf wordt niet in zijn geluidruimte beperkt, mits een deel van de noordgevel, de oostgevel en het dak aan de zuidgevel van de schuur als dove en/of blinde gevel worden uitgevoerd. Dit is geborgd in het bestemmingsplan.

Het bedrijf is echter alert en wijst erop dat onvoldoende is geborgd dat er geen vergunningvrije bouwwerken met geluidgevoelige ruimten kunnen worden gebouwd in de zones waar de geluidbelasting van hun agrarische bedrijf te hoog is en dus geen sprake is van een aanvaardbar woon- en leefklimaat.

In het bestemmingsplan is voor bepaalde delen van het terrein rondom de beoogde woning een aanduiding “wonen uitgesloten” opgenomen. De gemeente beoogt daarmee vergunningvrij bouwen uit te sluiten.

De Afdeling is het echter eens met appellant dat dit niet afdoende is. Daarbij komt de Afdeling zelfs terug op eerdere uitspraken.

Hoe zit dit?

De Afdeling heeft eerder overwogen dat een bestemmingsplan niet in de weg kan staan het aan het realiseren van vergunningvrije bouwwerken (op grond van art. 2 van bijlage II Bor). Dat is ook logisch, aangezien er anders de wettelijke mogelijkheid om te bouwen zonder een vergunning wordt uitgehold.

De planwetgever kan, aldus de Afdeling, echter toch invloed uitoefenen op de mogelijkheden tot vergunningvrij bouwen, maar alleen in de volgende situaties [onderstreping JvE]:

“Het oprichten van bebouwing zonder omgevingsvergunning is op grond van artikel 2 van bijlage II van het Bor, als aan de daar gestelde eisen wordt voldaan, mogelijk op een perceelgedeelte dat behoort tot het achtererfgebied. Voor beantwoording van de vraag of een perceelgedeelte tot het achtererfgebied behoort is gelet op de omschrijving daarvan in artikel 1 van die bijlage van belang of dat perceelgedeelte kan worden aangemerkt als ‘erf’ in de zin van dat artikel. Gelet op de omschrijving van ‘erf’ is daarvan pas sprake als een bestemmingsplan de inrichting als erf niet verbiedt. Daarom kan de planwetgever door in het bestemmingsplan de inrichting van het erf ten dienste van het gebruik als hoofdgebouw te verbieden toch vergunningsvrije bebouwing op een perceelgedeelte uitsluiten. Dit kan overigens alleen wanneer locatie-specifieke omstandigheden hiertoe aanleiding geven en dit strekt tot een goede ruimtelijke ordening. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:571.

Hieruit volgt dat een planregeling waarbij delen van een perceel niet als achtererfgebied worden aangemerkt, niet waarborgt dat het oprichten van omgevingsvergunningvrije bebouwing daar is uitgesloten indien niet ook de inrichting van het erf ten dienste van het gebruik als hoofdgebouw wordt verboden. De Afdeling komt hiermee terug van haar oordeel in onder meer haar uitspraken van 17 juni 20200, ECLI:NL:RVS:2020:1408, en van 10 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:45.”

In de situatie in Oude Pekela, staat vast dat inperking van vergunningvrij bouwen noodzakelijk is in verband met locatie-specifieke omstandigheden. Daarmee wordt immers voorkomen dat dicht bij het agrarisch bedrijf een gebouw voor een milieugevoelige functie kan worden opgericht. Locatie-specifieke omstandigheden rechtvaardigen in dit geval dan ook, vanwege het voorkomen van beperkingen van de bedrijfsvoering, een planregeling om vergunningvrij bouwen te beperken.

De gronden waarvoor de aanduiding “wonen verboden” geldt, waarborgen niet dat er vergunningsvrije bouwwerken met geluidgevoelige ruimten kunnen worden opgericht. Voor deze gronden geldt weliswaar dat zij niet als achtererfgebied zijn aan te merken, maar dat doet er niet aan af dat de inrichting van die gronden als erf nog steeds mogelijk is. Dat is het probleem.

De Afdeling geeft de gemeenteraad de opdracht om deze fout te herstellen.

Deze uitspraak is heel juridisch-technisch en gestoeld op de definitie van ‘erf’ in bijlage II van het Bor. Onder de Omgevingswet blijft dit punt relevant. De term ‘erf’ is in het Besluit bouwwerken leefomgeving veranderd in ‘gebouwerf’. De definitie is hetzelfde.

Deze uitspraak toont maar weer eens aan dat het heel belangrijk is om alle aspecten van het omgevingsplan goed te doorgronden, inclusief definities, alvorens te denken dat het wel goed zit.

Studentenhotel Amstelveen: ABRvS 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3098

De gemeente Amstelveen verleende aanvankelijk een omgevingsvergunning voor de bouw van een studentenhotel. Studenten zouden daar maximaal een jaar mogen verblijven. Dus geen short-stay, maar ‘extended stay’.

De Minister maakte bezwaar tegen de vergunning. De locatie ligt namelijk binnen het beperkingengebied van Schiphol. Op basis van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (Lib) zijn er – kort gezegd – geen nieuwe woningen toegestaan, althans niet zonder verklaring van geen bedenkingen van de Minister. En die bedenkingen zijn er dus wel. Reden voor de gemeente om het bezwaar gegrond te verklaren en de vergunning te herroepen.

De vraag is nu of er sprake is van een ‘woning’ als de verblijfsduur is gemaximeerd op een jaar.

Short stay en logiesfuncties vallen volgens de Nota van Toelichting bij het Lib niet onder het begrip ‘geluidgevoelig gebouw’. Maar dit soort extended stay is van een andere aard, ook al zijn er allerlei ontzorgende voorzieningen die je ook in een hotel zou kunnen aantreffen.

De Afdeling oordeelt hetzelfde als de rechtbank. Een verblijfsduur van 12 maanden is aan te merken als een zodanig duurzaam verblijf dat sprake is van een woonfunctie in de zin van het Lib. Het doel van het beperkingengebied is om ernstige hinder en slaapverstoring door vliegtuiglawaai te beperken, omdat dit kan leiden tot negatieve gezondheidseffecten en verminderde leerprestaties. Niet onbelangrijk bij het huisvesten van studenten.

De aanvrager ziet de bui al hangen en probeert het plan aan te passen door toch voor een maximale verblijfsduur van zes maanden te opteren. Omdat het plan dan niet economisch haalbaar is voor het enkele verblijf van studenten, zou de doelgroep moeten worden uitgebreid met bijvoorbeeld arbeidsmigranten. De Afdeling oordeelt dat dit geen ondergeschikte wijziging van de aanvraag is. Deze andere invulling heeft ruimtelijke uitstralingseffecten, zoals een minder grote verbondenheid van de huurders met de leefomgeving en effecten van een ander leef- en werkpatroon. Als het inderdaad de bedoeling is om het plan op deze manier te wijzigen, dan zal er eerst een nieuw ontwerpbesluit ter inzage moeten worden gelegd. Voor de ‘extended stay’ valt het doek hier.

Woningbouw Kudelstaart: ABRvS 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2703

De gemeente Aalsmeer heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de realisatie van 267 woningen. Een aantal van die woningen moet worden gebouwd naast een bestaand autoherstelbedrijf. Het autoherstelbedrijf dient beroep in omdat de eerste woning op ongeveer 11 meter van het bedrijf komt, en dus binnen de richtafstand die de VNG-brochure hanteert. Op basis van geluidmetingen komt vast te staan dat het bedrijf ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen niet aan de geluidnorm van het Activiteitenbesluit kan voldoen. De overschrijding van 4 dB wordt veroorzaakt door een openstaand raam dat voor de benodigde ventilatie van de werkplaats zorgt. Dit kan worden opgelost door een suskast te plaatsen bij het autoherstelbedrijf, of een geluidscherm bij de woningen.

Tussen de ontwikkelaar en het bedrijf zijn nog geen afspraken gemaakt over het treffen van maatregelen. Door een voorwaardelijke verplichting op te nemen in het bestemmingsplan is wel geborgd dat het in gebruik nemen van de woning pas is toegestaan zodra aan de geluidnorm wordt voldaan. Dat is een stimulans voor de ontwikkelaar om alsnog tot passende afspraken te komen met het autoherstelbedrijf, of zelf een geluidscherm te plaatsen.

Obstakeltoeslag verkeerslawaai

Er zijn andere appellanten die zich zorgen maken over de toename van verkeerslawaai. De woningen worden gebouwd binnen de zone van een weg, waar deels 50 km/uur en deels 30 km/uur mag worden gereden. Voor het gedeelte waar 30 km/uur mag worden gereden is het akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Volgens appellanten had er een obstakeltoeslag moeten worden toegepast, vanwege de verkeersplateaus die worden geplaatst op de Bilderdammerweg. Deze zijn bedoeld om de verkeerssnelheid te beperken.

De Afdeling oordeelt dat er in dit geval geen obstakeltoeslag hoeft te worden toegepast. De Afdeling verwijst hiervoor naar een uitspraak uit 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4279) waarin zij een omschrijving heeft gegeven van een verkeersobstakel waarvoor wel een toeslag moet worden toegepast:

“Ingevolge bijlage III bij het Reken – en meetvoorschrift geluidhinder 2012 dient een toeslag te worden berekend voor de aanwezigheid van een obstakel dat de snelheid sterk beperkt. Deze correctie wordt toegepast als ten gevolge van het obstakel de gemiddelde snelheid van het verkeer wordt gehalveerd en het verkeer ten gevolge van het obstakel afremt en weer optrekt.”

Appellanten stellen dat er in de praktijk te hard wordt gereden, ook daar waar het verkeer maar 30 km/uur mag. Het feit dat de plateaus zo worden ontworpen dat het verkeer daar met 50 km/uur overheen kan rijden, onderstreept volgens deze appellanten dat het verkeerslawaai is onderschat.

De keerzijde van dit ontwerp van de verkeerplateaus is dat deze er dus niet toe leiden dat het verkeer moet afremmen en de snelheid van het verkeer met de helft of meer afneemt. Daarbij gaat de Afdeling uit van de maximaal toegestane snelheid. Een overschrijding daarvan is een kwestie van handhaving.

Een obstakeltoeslag is gezien de vormgeving en functie van de verkeersplateaus niet aan de orde.

Geluidscherm Emmanuelkerk Oranjekwartier Deventer: ABRvS 3 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2719

Naast de Emmanuelkerk in Deventer worden nieuwe woningen gebouwd. Om dat akoestisch inpasbaar te maken worden diverse maatregelen getroffen. De totstandkoming van een geluidscherm is via een voorwaardelijke verplichting geregeld in het bestemmingsplan.

De Stichting Emmanuel wil de planregeling juridisch dichtgetimmerd hebben. Het is de vraag of de voorwaardelijke verplichting voldoende gedetailleerd is omschreven. Er moet een gesloten geluidscherm met een hoogte van minimaal 1,80 meter en een massa van minimaal 10 kg per m2 worden aangebracht en in stand gehouden.

Er is geen definitie van ‘geluidscherm’ opgenomen. Volgens de gemeente hoeft dat ook niet en zou een definitie juist voor meer ruis op de lijn zorgen. Er zijn immers meerdere varianten denkbaar. Het belangrijkste is dat het voldoet aan de voorgeschreven eigenschappen.

De Stichting Emmanuel meent dat de term ‘gesloten’ ook onvoldoende waarborgen geeft. Wat als er een poort wordt aangebracht in het geluidscherm? Is het dan nog een ‘gesloten’ geluidscherm?

Er ontspint zich een discussie, waarbij de gemeente ook verwijst naar de Richtlijnen geluidbeperkende constructies langs wegen. De Stichting Emmanuel vindt die richtlijnen niet relevant, omdat het daarbij gaat om schermen van enkele honderden meters met hier en daar een doorgang. De Afdeling laat zich niet verleiden om zich hierover uit te laten en volstaat met de constatering dat in de planregels niet naar deze richtlijnen wordt verwezen.

Volgens de gemeente is een naad- en kierdichte voorziening bedoeld. Een poort is een potentieel geluidlek, maar dat kan worden voorkomen als de poort voorzien wordt van een goede aanslag en aan de onderzijde een opening heeft van maximaal 10 cm. De Afdeling vat dit zo op dat er dan nog steeds sprake is van een gesloten geluidscherm. Een aanscherping van de voorwaardelijke verplichting is daarom niet nodig.

Juristen kunnen waarschijnlijk eindeloze discussies voeren over de vraag hoe het dan zit als de poort wordt geopend. Dat zal immers de bedoeling zijn van de poort. Wordt het gesloten geluidscherm nog “in stand gehouden” als de poort wordt geopend? Wie mag de poort openen, hoe lang en wanneer gaat het niet continu gesloten zijn van de poort consequenties hebben? Ik hoop dat dit een theoretische non-discussie is en ga ervan uit dat de toekomstige bewoners en de Stichting Emmanuel dit als goede buren prima met elkaar weten te regelen.

Handhaving

Handhaving/invorderingsbeschikking hondenvoerproducent: ABRvS 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2594

Eind 2018 wordt een last onder dwangsom opgelegd aan een bedrijf in Meerssen dat hondenvoer produceert. Om dit vers te houden staat op het perceel een koel- en vriesvel die geluid produceert. Omwonenden ervaren hiervan geluidhinder en hebben om de handhaving gevraagd. De geluidnormen van artikel 2.17 Activiteitenbesluit zouden zijn overtreden.

Het bedrijf krijgt een begunstigingstermijn om de geluidhinder te beëindigen en beëindigd te houden. Het bedrijf gaat in bezwaar en daarna in beroep tegen dit handhavingsbesluit.

Ondertussen stelt het bevoegd gezag dat de dwangsom is verbeurd en gaat zij over tot invordering hiervan middels een tweetal invorderingsbesluiten. Deze invorderingsbesluiten worden ook betrokken in de beroepsprocedure bij de rechtbank.

De rechtbank komt tot het oordeel dat de geluidnorm uit het Activiteitenbesluit inderdaad is overtreden. Er is terecht handhavend opgetreden en de verbeurde dwangsom is terecht ingevorderd. Hiertegen gaat het bedrijf in hoger beroep bij de Afdeling.

De Afdeling komt tot de conclusie dat het handhavingsbesluit terecht is genomen. Het akoestisch onderzoek waaruit blijkt dat het Activiteitenbesluit is overtreden, bevat volgens de Afdeling alle informatie die daarvoor nodig is op grond van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (HMRI).

Maar dan komt het moment dat de dwangsom wordt verbeurd en ingevorderd. De Afdeling stelt strenge eisen voor de constatering van herhaalde en/of voortdurende overtredingen op basis waarvan een dwangsom wordt ingevorderd.

De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1179, waarin zij het volgende heeft overwogen:

“Zoals de Afdeling heeft overwogen in (…) dient aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. Dit brengt met zich dat de vaststelling of waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot verbeurte van een dwangsom dient te worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden dienen op een duidelijke wijze te worden vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gehanteerd. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een geschrift zijn vastgelegd, dient een inzichtelijke beschrijving te worden gegeven van hetgeen is vastgesteld of waargenomen. Een schriftelijke rapportage dient voorts in beginsel te zijn voorzien van een ondertekening door de opstellen en een dagtekening. Aan het ontbreken van een ondertekening en een dagtekening kan worden voorbijgegaan, indien op andere wijze kan worden vastgesteld dat de opsteller van de rapportage degene is die de daarin vermelde feiten en omstandigheden heeft vastgesteld of waargenomen en wanneer die vaststelling of waarneming heeft plaatsgevonden.”

De hondenvoerproducent voert terecht aan dat het rapport dat aan de invordering ten grondslag ligt niet voldoet aan de HMRI. Zo is de meetlocatie, meethoogte en beschrijving van de situatie niet opgenomen. De Afdeling komt tot de conclusie dat het invorderingsbesluit dat op dit rapport is gebaseerd, niet in stand kan blijven.

Tonaliteit

Door het bedrijf wordt nog aangevoerd dat ten onrechte een toeslag van 5 dB is toegepast vanwege het tonale karakter van het geluid. Daarin krijgt het bedrijf geen gelijk.

Het tonale karakter is vastgesteld door twee personen, hetgeen de aanbevolen methode is (NB: de Afdeling bezigt waarschijnlijk bewust de term ‘aanbevolen’ in plaats van ‘verplicht’, nu de HMRI niet voorschrijft dat dit door twee personen moet gebeuren). Dat de spectrale analyse is uitgevoerd op een hoogte van 1,5 meter terwijl dat volgens het bedrijf 5 meter had moeten zijn, doet daar niet aan af. De auditieve waarneming is bepalend. Een spectrale analyse kan hooguit een extra bevestiging zijn voor het tonale karakter, maar is niet doorslaggevend.

Daarnaast wordt gediscussieerd over toepassing van deze toeslag over de gehele bedrijfsduur. Volgens het bedrijf tonen de rapporten niet aan dat het tonaal geluid continu aanwezig is. De Afdeling oordeelt onder verwijzing naar een eerdere uitspraak dat het in de rede ligt om de toeslag van 5 dB over de gehele beoordelingsperiode in rekening te brengen als het gaat om tonaal geluid dat verspreid over de gehele periode kan optreden. Dit is wel gebleken uit de rapporten. Het betoog van de hondenvoerproducent slaagt op dit punt dus niet.

Al met al krijgt het bedrijf gedeeltelijk gelijk en wordt de invordering van een dwangsom à € 5.000 vernietigd.

halsten divider copy 6