Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)
  • Aert van Nesstraat 45
    3012 CA Rotterdam
    Group 47

Actualiteiten jurisprudentie geluid - april 2021

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 24 maart tot en met 21 april 2021 zijn gedaan door de ABRvS. Dit keer komen de VNG-brochure, een transformatielocatie, spelende kinderen, schreeuwende studenten, een warmtepomp, geluidschermen en een algemene uitspraak over ontvankelijkheid aan bod.

Wet geluidhinder

Geluidruimteverdeling “Klaas Nieboerweg, bedrijventerreinen Foxhol”: ABRvS 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:396

Deze uitspraak heeft u nog tegoed van vorige maand en wordt hier afzonderlijk besproken.

Ruimtelijke ordening

In een dichtbevolkt land als Nederland is het soms vechten om ruimte en rust. De VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering is lang geleden opgesteld om gemeenten een handreiking te geven voor de afstanden die redelijkerwijs zouden moeten worden aangehouden tussen kort gezegd bedrijvigheid en woonfuncties. Toepassing van de VNG-brochure – en het afwijken daarvan – zorgt voor een constante stroom aan uitspraken. We bespreken er deze maand drie.

Natuurbelevingscentrum Waalre: ABRvS 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:699

De VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering wordt in de praktijk nog wel eens als bijbel voor een goede ruimtelijke ordening gezien. Uit deze uitspraak blijkt dat de VNG-brochure niet te rigide moet worden toegepast. Hoewel aan de letter van de VNG-brochure wordt voldaan, betekent het aanhouden van de richtafstand niet altijd dat er geen geluidsonderzoek nodig is.

Wat was hier het geval? Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een informatiecentrum met een horecagelegenheid en buitenterras aan de waterplas “De Meeris”. De locatie was voorheen als groen bestemd. De afstand van de horeca tot aan nabijgelegen woningen is ongeveer 25 meter.

De gemeente heeft geen akoestisch onderzoek uitgevoerd omdat aan de richtafstand van 10 meter uit de VNG-brochure wordt voldaan. Dat blijkt echter slechts gedeeltelijk waar. De planregels laten ook een traiteur toe, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. Die traiteur is niet beoogd, maar mag er juridisch wel komen. Op zich is dit makkelijk op te lossen, waarschijnlijk door de mogelijkheid van een traiteur uit te sluiten.

Belangrijker is dat de Afdeling geen genoegen neemt met het feit dat voor alle overige horecafuncties aan de richtafstand van 10 meter kan worden voldaan. De locatie ligt namelijk aan een open waterplas. Bij het opstellen van de VNG-brochure is geen rekening gehouden met dergelijke locatiespecifieke omstandigheden. Hoewel de gemeente erop wijst dat er geen water ligt tussen het beoogde terras en de woningen van appellanten, vindt de Afdeling dat de ligging aan een open waterplas wel degelijk relevant kan zijn. Zonder akoestisch onderzoek is onzeker of er geen nadelige geluideffecten optreden.

Dat er nu ook al bankjes staan in de openbare ruimte en dus stemgeluid te horen kan zijn, is evenmin relevant. Het geluid vanaf een terras is immers van een andere aard en omvang dan het stemgeluid vanaf verspreid liggende bankjes.

Het beroep van de omwonenden is gegrond op de aspecten geluid en parkeren. De ABRvS vernietigt het bestemmingsplan voor het natuurbelevingscentrum, zonder de gemeente de kans te geven om de gebreken te repareren. Terug naar de tekentafel dus.

Dierenpension Baexem: ABRvS 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:854

Naast een theaterhoeve met terras, een groepsaccommodatie en een bedrijfswoning wordt een dierenpension opgericht. De eigenaar van de bedrijfswoning is hier niet gelukkig mee en kaart de geluidsproblemen aan. Dit blijft zonder resultaat, ondanks het feit dat hier niet wordt voldaan aan de richtafstand van 100 m en het stappenplan uit de VNG-brochure.

Bedrijfswoning:

De bedrijfswoning ligt op minder dan 100 m van de erfgrens van het dierenpension. Er wordt niet voldaan aan stap 2 van het stappenplan van de VNG-brochure. De gemeente Leudal heeft geluidsbeleid waarin is bepaald dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van een bedrijfswoning 5 dB(A) hoger kan zijn dan de geldende richtwaarde. Daaraan wordt wel voldaan. Ook is rekening gehouden met het impulsgeluid van blaffende honden in de aangrenzende uitlaat- en speelweiden.

Theaterhoeve met terras en groepsaccommodatie:

Ook bij de beoordeling van de geluidsbelasting van deze situatie is aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. Hoe deze aansluiting is gezocht, blijkt niet goed uit de uitspraak. Er wordt enkel vastgesteld dat de aanbevolen grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) enkel met 2 dB wordt overschreden door de impulstoeslag voor blaffende honden. Dat wordt aanvaardbaar geacht omdat de honden slechts op beperkte tijdstippen tijdens de dag buiten worden uitgelaten en de overschrijding zich dan voordoet. De geluidsbelasting op de gevels van de theaterhoeve en de groepsaccommodatie en ook de binnenwaarde zijn aanvaardbaar.

De eigenaar van de theaterhoeve en de groepsaccommodatie lijkt niet gelukkig met deze uitspraak. De locatie staat te koop, aldus Funda.

Uitbreiding Camping De Holterberg: ABRvS 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:685

Camping De Holterberg wil uitbreiden met 55 overnachtingsplekken en een buitenzwembad. Met name het buitenzwembad veroorzaakt vrees voor geluidsoverlast bij omwonenden. Ook in deze zaak wordt niet voldaan aan de richtafstanden van de VNG-brochure. Voor een camping geldt een richtafstand van 100 m, voor een buitenzwembad een richtafstand van 200 m vanaf de grens van het bestemmingsvlak tot de gevel van een woning. De werkelijke afstand is 35 resp. 90 m tot de tuin van de maatgevende woning.

Ook in deze zaak heeft de gemeente geluidbeleid. Aan dit geluidbeleid wordt niet voldaan in de avondperiode. Het geluidonderzoek waarop de gemeente zich heeft gebaseerd is uit 2014. De uitbreidingsplannen waren toen nog niet voldoende concreet. De omwonenden hebben een contra-expertise laten verrichten.

Het feit dat niet wordt voldaan aan de richtafstand en dat niet wordt voldaan aan het geluidbeleid in de avondperiode is voor de Afdeling in eerste instantie een reden om vast te stellen dat onvoldoende gemotiveerd is dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

De gemeente levert tijdens de beroepsprocedure een nieuw en recent geluidonderzoek aan. Daaruit blijkt dat, hoewel niet wordt voldaan aan de richtafstanden van de VNG-brochure, de geluidbelasting op de maatgevende gevel van een van de woningen van de omwonenden aanvaardbaar is en binnen de normen blijft. De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus van zowel de uitbreidingsactiviteiten als alle activiteiten van de camping zijn aanvaardbaar (41/40/13 resp. 41/40/18 dB(A)).

De Afdeling komt hiermee tot de conclusie dat er in dit geval afgeweken kan worden van de richtafstanden van de VNG-brochure en dat wordt voldaan aan het geluidbeleid. De gemeente heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de ontwikkeling niet tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat zal leiden.

Transformatie Houthavenkade Zaanstad: ABRvS 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:672

De gemeente Zaanstad heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de transformatie van een bedrijventerrein naar een woonwijk met maximaal 710 woningen, commerciële ruimtes en maatschappelijke voorzieningen. De transformatie gebeurt in 2 fasen.

Engie huurt een bedrijfsperceel in dit transformatiegebied. Op dit perceel bewerkt zij metaal. Haar perceel had in het voormalige bestemmingsplan de bestemming ‘Bedrijventerrein”. Dit perceel heeft in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming “Wonen”, maar wordt pas in fase 2 daadwerkelijk getransformeerd. Tot die tijd kan Engie haar bedrijfsactiviteiten blijven uitvoeren op grond van het overgangsrecht.

Toch is Engie niet gelukkig met de bestemmingsplanvoorschriften die nu al gaan gelden voor fase 1. Engie stelt dat de bestemmingsplanvoorschriften weliswaar regelen dat woningbouw dicht in de buurt van haar bedrijvigheid enkel kan worden gerealiseerd indien de bedrijfsbelangen van Engie worden veilig gesteld via een voorwaardelijke verplichting, maar dat die voorwaardelijke verplichting niet geldt voor de realisatie van maatschappelijke projecten. Engie stelt dat ‘maatschappelijke voorzieningen’ ook geluidgevoelige gebouwen kunnen zijn (bijv. een school of ziekenhuis).

De Afdeling honoreert dit standpunt en lost dit praktisch op. Tijdens de hoorzitting bevestigt de gemeente dat het niet de bedoeling is dat binnen de bestemming ‘Maatschappelijke voorzieningen’ ook geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gerealiseerd. De Afdeling vult in haar uitspraak de definitie van ‘maatschappelijke voorzieningen’ aan met het zinnetje: ‘Hiertoe worden niet begrepen geluidgevoelige objecten (…).’ De Afdeling bepaalt vervolgens dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Op die manier krijgt Engie gelijk, maar wordt de gemeente ook gered en blijft het bestemmingsplan dus in stand.

Een andere appellant is ook in beroep gegaan. Deze appellant heeft betoogd dat tussen haar bedrijf en de nieuwe woningbouw de VNG-richtafstand van 200 m niet wordt gehaald. Dat leidt echter niet tot een beperking van de bedrijfsvoering, omdat tussen de bedrijfslocatie en de nieuwe woningen ook nog woonboten liggen. De gemeente stelt dat deze woonboten al bepalend zijn voor de mate waarin het bedrijf geluid mag produceren. De nieuwe woningbouw levert dus geen extra belemmering op, ook al wordt niet aan de richtafstand voldaan. De Afdeling is het daarmee eens.

Wabo

Omgevingsvergunning De Haagse Scholen: ABRvS 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:673

Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen en uitbreiden van de Galvanischool. Hiermee wordt ruimte geboden voor een toename van het aantal leerlingen naar ongeveer 500 leerlingen. Op de bestaande schoolpleinen komt een fietsenstalling en kleedruimte voor de gymzaal. Als gevolg daarvan komen de speelpleinen aan de Snelliusstraat verhoogd te liggen.

Omdat het een omgevingsvergunning betreft, is hierover al geprocedeerd bij de rechtbank. Nu komt de zaak in hoger beroep. Volgens de Afdeling klagen appellanten terecht over de beoordeling van het stemgeluid van de kinderen door de rechtbank.

De appellanten – naar ik begrijp bewoners van de Snelliusstraat – maken zich zorgen over een toename van het stemgeluid van spelende kinderen op de verhoogde speeldekken. Zij voeren twee argumenten aan.

Hun eerste argument is dat het stemgeluid niet is uitgezonderd van toetsing aan de normen van het Activiteitenbesluit. De uitzondering geldt namelijk voor het “stemgeluid van personen op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting”. Volgens appellanten zijn de verhoogde speeldekken geen ‘terrein’ zoals bedoeld in dit wetsartikel. Zij stellen dat het niet om onbebouwde grond gaat en dat het van de speeldekken afkomstige geluid niet zal opgaan in het omgevingsgeluid. En dat is wel de reden waarom deze uitzondering is gemaakt.

Al lezende werd ik nieuwsgierig naar het oordeel van de ABRvS op dit punt. Wat mij betreft zit er wel wat in. De Afdeling oordeelt echter in algemene bewoordingen dat de uitzondering van toepassing is en “het enkele gegeven dat het hier gaat om verhoogde speeldekken, naar het oordeel van de Afdeling niet betekent dat geen sprake is van een terrein als bedoeld in die bepaling”. Is dit omdat de Afdeling niet kan overzien wat een andersluidend oordeel in de praktijk betekent? Tegelijk stel ik dan de vraag hoe hoog een speeldek mag zijn. Want zodra het speeldek bijvoorbeeld bovenop een fietsenstalling of een klaslokaal komt te liggen, verwacht ik dat de uitzondering niet meer van toepassing is. Het begrip ‘terrein’ impliceert mijns inziens wel dat het op maaiveldniveau of begane grond is. Kennelijk is dat een rekbaar begrip.

Appellanten krijgen wel gelijk in hun stelling dat de rechtbank ten onrechte geen inhoudelijke beoordeling heeft uitgevoerd. Is de geluidbelasting van de spelende kinderen aanvaardbaar? In het akoestisch onderzoek is het uitgangspunt gehanteerd dat de bestaande situatie aanvaardbaar is, maar dat het niet mag verslechteren. Om aan dat uitgangspunt te voldoen, zijn geluidwerende maatregelen nodig. Die zijn niet dwingend voorgeschreven in de omgevingsvergunning. Dat moet wel gebeuren, om te borgen dat de geluidsituatie niet verslechtert.

Dat er inmiddels een omgevingsvergunning is verleend voor het plaatsen van geluidschermen, doet daar niet aan af. Dat levert immers nog geen verplichting op om de geluidschermen te realiseren en in stand te houden. Bovendien loopt er nog een bezwaarprocedure tegen die omgevingsvergunning.

Het college krijgt tien weken de tijd om een herstelbesluit te nemen en alnsog te borgen dat er geluidwerende voorzieningen komen. En dan is het voor de school maar te hopen dat de vergunning voor het geluidscherm in stand kan blijven.

Nieuwe studentenhuisvesting Wageningen: ABRvS 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:739

Een ontwikkelaar heeft een omgevingsvergunning gekregen om 144 studentenwoningen in de vorm van 3 appartementsgebouwen en 12 groepswoningen te bouwen in Wageningen. Er komt ook een gemeenschappelijke binnentuin en een half verdiepte fietsparkeerkelder. De buurt (een VvE van een appartementencomplex) vreest geluidsoverlast, vooral van studenten in de gemeenschappelijke binnentuin. Het geluid uit de binnentuin zou volgens hun worden versterkt door weerkaatsing van het geluid tussen de gevels van het appartementencomplex van de VvE en de gevels van de studentencomplexen.

De buurt kan de bouwplannen niet tegenhouden. Er is volgens de Afdeling geen sprake van een onaanvaardbare geluidsituatie. In het akoestisch onderzoek is bekeken welke geluidbelasting het gebruik van de binnentuin oplevert voor de omgeving. In het rekenmodel zijn 9 groepen van 20 pratende studenten en 8 schreeuwende studenten verspreid over de binnentuin. De aanwezigheid van 180 studenten in de binnentuin levert geen overschrijding op van de richtwaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau overdag. De Afdeling hecht veel waarde aan het feit dat het geluid (en de weerkaatsing daarvan) is onderzocht aan de hand van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai en dat uit het akoestisch rapport blijkt dat de studentencomplexen en de gebouwen in de directe omgeving daarvan in het gebruikte rekenmodel zijn verwerkt.

In de nacht kan er wel sprake zijn van een overschrijding van 1 dB van de richtwaarde voor het maximale geluidniveau voor 3 appartementen. Die overschrijding doet zich voor in de situatie dat een student schreeuwt ter plaatse van de opening tussen het hoofdgebouw en de zuidgevel van de studentenhuisvesting. De Afdeling volgt de redenering van de gemeente dat dit slechts om een incidentele en uitzonderlijke situatie zou gaan. Het levert geen aantasting op van het woon- en leefklimaat in deze stedelijke omgeving.

Bouwbesluit

Buitenunit warmtepomp Amersfoort: ABRvS 24 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:633

De gemeente Amersfoort heeft een omgevingsvergunning verleend voor het (ver)plaatsen van een buitenunit met warmtepomp bij een nieuwbouwwoning. Eerst was de bedoeling dat de buitenunit van de warmtepomp op het dak van een bijgebouw werd gerealiseerd. Die plannen zijn gewijzigd. De buitenunit wordt nu geplaatst onder een carport (binnen het bouwblok) op slechts 17 meter afstand van de woning van de buren. De buren zijn niet gelukkig met deze wijziging vanwege de verwachte geluidhinder als de warmtepomp in werking is.

Hun meest verstrekkende argument is dat zij vinden dat de norm op de perceelsgrens moet worden vastgesteld en niet op de gevel. Zij doen hierbij een beroep op de gewijzigde regeling in het Bouwbesluit per 1 april 2021, waardoor een warmtepomp maximaal 40 dB op mag produceren op de grens van een perceel met een woonfunctie.

Deze nieuwe regelgeving mag de buren niet baten. De Afdeling is van mening dat niet geanticipeerd kan worden op de nieuwe regels uit het Bouwbesluit omdat die ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar (dat is de peildatum) niet van toepassing waren. De gemeente heeft in dit geval daarom terecht aansluiting gezocht bij de normen uit het Activiteitenbesluit en de geluidsbelasting op de gevel berekend.

Uit het geluidsrapport blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van de buren minder dan 35 dB(A) is. In de omgevingsvergunning is het voorschrift opgenomen dat het invallend geluid op de gevel van deze buren maximaal 35 dB(A) mag zijn, dag en nacht (ook al zou de warmtepomp enkel tussen 6 uur en 23 uur in werking zijn). Dat is de strengste norm (ook voor de nachtperiode) die overeenkomt met art. 2.17 Activiteitenbesluit. De Afdeling beoordeelt deze motivering in het voordeel van de gemeente.

De Afdeling is voorts nog van mening dat er geen regels gelden voor laagfrequent geluid, dus dat daarmee geen rekening diende te worden gehouden.

De buren hebben nog gesteld dat de geluidsbelasting niet berekend is als de warmtepomp met maximaal vermogen draait. Dat hebben de buren echter niet kunnen bewijzen. De Afdeling schuift dit argument aan de kant.

De discussie of een installatie op vol vermogen is getest voor de maximale geluidbelasting, komt vaker voor. Het is immers voor degene die niet zelf test niet goed te controleren of een installatie op maximaal vermogen is getest.

Verkeer

Tracébesluit A2 Vonderen-Kerensheide: ABRvS 7 april 2021: ECLI:NL:RVS:2021:741

Het traject van de A2 in Limburg tussen de knooppunten Vonderen en Kerensheide wordt verbreed met extra rijstroken in beide richtingen.

Ter plaatse van het bedrijventerrein in Echt is een geluidscherm voorzien, om de geluidbelasting op zes woningen aan de Loperweg te reduceren tot de saneringsstreefwaarde van 60 dB. Het geluidscherm wordt niet-transparant en aan beide zijden absorberend uitgevoerd.

Twee bedrijven komen op tegen de realisatie van dit geluidscherm, omdat dit het zicht op hun bedrijfspanden belemmert. Zij betogen dat de Minister niet verplicht is om dit geluidscherm te plaatsen en daarom doorslaggevend gewicht had moeten toekennen aan hun belang om zichtbaar te zijn vanaf de A2.

Op zich klopt het dat de Minister niet verplicht is om onderzoek te doen naar mogelijke maatregelen voor de betreffende woningen. De woningen hadden namelijk al moeten worden betrokken bij het saneringsprogramma voor het tracébesluit Sint Joost-Urmond en het wegaanpassingsbesluit Maasbracht-Geleen. Per abuis zijn de zes woningen destijds echter niet als saneringsobject aangemerkt. De Minister wil deze woningen daarom alsnog dezelfde behandeling geven die ze al eerder hadden moeten hebben. De geluidbelasting op deze woningen is hoog. Volledige benutting van de voorheen geldende geluidproductieplafonds leidt namelijk tot een geluidbelasting van 64 tot 69 dB. Bij uitvoering van dit tracébesluit neemt dat toe tot een geluidbelasting van 66 tot 71 dB.

Gelet op deze hoge geluidbelasting heeft de Minister ervoor mogen kiezen om vrijwillig een geluidscherm te realiseren als onderdeel van het tracébesluit. Er is geen wettelijke verplichting nodig om een geluidscherm te kunnen plaatsen. Waarom zou je immers niet meer bescherming tegen geluidhinder mogen bieden dan strikt noodzakelijk is. Voor de bewoners van de zes woningen is dit een goede zaak.

Het feit dat er geen wettelijke verplichting is, betekent echter wel dat de Minister een belangenafweging moet maken. Zijn de belangen van de betreffende bedrijven bij zicht op hun bedrijfspanden voldoende betrokken bij het besluit om een geluidscherm te plaatsen?

De Afdeling gaat uitvoerig in op drie alternatieven die door de appellanten zijn voorgelegd. De Minister heeft echter terechte bezwaren tegen een geluidscherm met een knik, waarmee niet wordt voldaan aan de gewenste landschappelijke inpassing. Een transparant scherm blijkt evenmin een reëel alternatief, omdat er dan reflectie ontstaat. De bedrijven in kwestie voeren nog aan dat zij geen grote lawaaimakers zijn, maar zij zijn niet de enige bedrijven op het bedrijfsterrein. Een transparant en dus reflecterend scherm zou de geluidruimte van andere bedrijven kunnen beperken.

De Minister heeft daarnaast gesteld dat de bedrijven in kwestie niet op een zichtlocatie zijn gevestigd. Er is weliswaar feitelijk zicht op deze locaties, maar het bestemmingsplan laat al bouwwerken toe tot 5 meter hoogte. Het zicht op de bedrijfslocaties zou dus al kunnen worden beperkt. Het geluidscherm wordt bovendien slechts 3 meter hoog.

Alles overziend oordeelt de Afdeling dat de Minister ervoor heeft mogen kiezen om onverplicht een geluidscherm te realiseren en daarmee het zicht op de bedrijfslocaties te beperken.

Bestuursprocesrecht

Stichting Varkens in Nood: Europese Hof van Justitie 14 januari 2021: ECLI:EU:C:2021:7

Normaal gesproken bespreken wij geen arresten van het Europese Hof van Justitie en laten wij ook het algemene bestuursprocesrecht buiten beschouwing. Dit arrest is echter vermeldenswaardig vanwege de betekenis voor – ook – de geluidpraktijk.

Wat zijn de twee belangrijkste punten?

1. Geen zienswijze nodig voor instellen beroep

Om beroep in te kunnen stellen bij de bestuursrechter is het niet noodzakelijk dat een partij een zienswijze kenbaar heeft gemaakt op het ontwerpbesluit. Deze voorwaarde uit de Nederlandse wetgeving is niet verenigbaar met het Verdrag van Aarhus.

2. Beroepsrecht niet beperkt tot belanghebbenden.

Een ieder mag een zienswijze indienen, maar het instellen van beroep is in Nederland voorbehouden aan belanghebbenden. Deze beperking is evenmin verenigbaar met het Verdrag van Aarhus. Ook niet-belanghebbenden moeten hun inspreekrecht kunnen uitoefenen door de bestuursrechter daarover te benaderen. Dat wil niet per definitie zeggen dat deze niet-belanghebbenden een besluit in volle omvang aan de bestuursrechter kunnen voorleggen. Mogelijk is dit beperkt tot de manier waarop het inspreekrecht is uitgeoefend. Momenteel is nog onduidelijk hoe dit beroepsrecht voor niet-belanghebbenden moet c.q. mag worden afgebakend.

Het arrest levert geen kant en klare antwoorden voor hoe dit precies in de praktijk moet worden toegepast. Het is onze ervaring dat rechtbanken momenteel ruimhartig zijn in discussies over de ontvankelijkheid en belanghebbendheid van partijen, in afwachting van een kaderstellende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zodra die er is, zullen wij die bespreken.

halsten divider copy 6