Actualiteiten jurisprudentie geluid – januari 2025
Een selectie van de uitspraken die in de periode van december 2024 tot met 15 januari 2025 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Met een belangrijke uitspraak over het overgangsrecht voor besluiten hogere waarden voor industrielawaai. En verder over windturbines, drycoolers en handhavingsperikelen.
Hogere waarden Wet geluidhinder
Hogere waarden industrielawaai – Saendelft De Overhoeken 2023: ABRvS 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5198
In deze uitspraak komt de Afdeling deels terug op een richtinggevende uitspraak die op 5 juni 2024 is gedaan over het vaststellen van hogere grenswaarden. In de uitspraak over het Draka-terrein overwoog de Afdeling dat de Aanvullingswet geluid Omgevingswet niet in een passend overgangsrecht voorziet om hogere waarden vast te stellen voor nieuw te projecteren woningen binnen de zone van een industrieterrein. De Afdeling formuleerde vervolgens een vangnet, waarbij bepalend was of er voor 1 januari 2024 een aanvraag was ingediend voor een besluit hogere waarden.
Wij hebben hier destijds kritische kanttekeningen geplaatst bij die uitspraak. Het was onze indruk dat die uitspraak op een onjuiste lezing van het overgangsrecht berustte. Volgens onze lezing van het overgangsrecht, zou het nog mogelijk zijn om hogere waarden vast te stellen totdat er geluidproductieplafonds zijn vastgesteld voor het betreffende industrieterrein en die besluiten in werking zijn getreden. Op dit moment is het uitgangspunt dat gemeenten daarvoor nog de tijd hebben tot 1 januari 2032.
Onze lezing blijkt juist te zijn. De Afdeling overweegt nu dat de eerdere uitspraak onduidelijkheden kan oproepen over het moment waarop het nieuwe recht van toepassing is. De Afdeling begint deze uitspraak daarom met drie duidelijke overwegingen over het overgangsrecht voor hogere waarden langs wegen, provinciale wegen en voor industrieterreinen.
Voor industrieterreinen overweegt de Afdeling nu als volgt:
“Op een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van bestaande, in aanbouw zijnde, geprojecteerde of nog niet geprojecteerde woningen in zones rond industrieterreinen blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet van toepassing totdat het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip waarop de onder artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden.”
Kortom, totdat de gezoneerde industrieterreinen zijn omgezet naar de systematiek met geluidproductieplafonds, kunnen op basis van de oude Wet geluidhinder nog steeds hogere waarden worden vastgesteld voor nieuw te projecteren woningen binnen de zone.
Voor provinciale wegen heeft de Afdeling een soortgelijke overweging opgenomen.
In de uitspraak komt dit verder inhoudelijk niet aan de orde, omdat het gaat over verkeerslawaai (niet zijnde een provinciale weg). De Afdeling heeft deze zaak duidelijk aangegrepen om een nieuwe overweging ten overvloede te kunnen doen. Dit is zeer welkom!
Overigens is het de vraag of het misverstand hiermee volledig de wereld uit is geholpen. Er is geen persbericht gekoppeld aan deze uitspraak. Ook maakt de speciale Omgevingswet-pagina van de Raad van State geen melding van deze hersteluitspraak. Daar verwijst de Raad van State nog steeds naar de onjuiste uitspraak van juni 2024 over het Draka-terrein.
Maar u heeft dit gelezen, dus dan zit u goed.
Windturbines
Geluidnorm windturbines Energielandgoed Wells Meer: ABRvS 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5417
In 2021 heeft de Afdeling bepaald dat de algemene geluidnormen voor windparken uit (voorheen) het Activiteitenbesluit niet meer gebruikt kunnen worden, omdat hieraan geen MER ten grondslag ligt. Dit volgt uit de Nevele-jurisprudentie en de Delfzijl-uitspraak, die wij hier bespraken. Overheden die een windpark toestaan in een omgevingsplan of via een omgevingsvergunning, moeten een eigen normstelling hanteren voor het geluid van die windturbines.
De gemeente Bergen heeft voor de windturbines op het energielandgoed Wells Meer aangesloten bij de normstelling die eerder was opgenomen in het Activiteitenbesluit. Dat is op zichzelf niet onmogelijk. Het is echter essentieel dat het bevoegd gezag deze eigen geluidnormen voorziet van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering.
In het geval van het bestemmingsplan “Energielandgoed Wells Meer” ontbreekt die specifieke locatiegerichte motivering. Weliswaar bevat het MER informatie over het aantal (ernstig) geluidgehinderden, maar er is bijvoorbeeld geen op de situatie en locatie toegespitste beoordeling gemaakt van het aantal (ernstig) geluidgehinderden in verhouding tot het energieproductieverlies bij verschillende mogelijk te hanteren geluidnormen.
De gemeente Bergen heeft niet vanuit de milieueffecten zelf beoordeeld wat een passende norm zou moeten zijn.
Het bestemmingsplan is daardoor niet zorgvuldig vastgesteld. Het beroep is gegrond. Wel krijgt de gemeente Bergen van de Afdeling de kans om dit gebrek te herstellen.
Twee losse windturbines aan Oslokade in Kampen: ABRvS 4 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5000
De gemeente Kampen heeft twee omgevingsvergunningen verleend aan twee verschillende partijen voor het plaatsen van ieder één windturbine op twee verschillende adressen aan de Oslokade. Deze omgevingsvergunningen betreffen onder meer een toestemming om af te wijken van het bestemmingsplan. Nabij de locatie aan de Oslokade staan al 4 windturbines.
Een eigenaar van een bedrijfswoning gelegen op het gezoneerde industrieterrein dient beroep in tegen deze omgevingsvergunningen. Hoewel zijn bedrijfswoning op grond van artikel 3.14a lid 1 Activiteitenbesluit niet wordt beschermd tegen milieubelasting vanwege de ligging op een gezoneerd bedrijventerrein, vindt hij dat toch gemotiveerd moet worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hij ervaart nu al hinder van het geluid van de bestaande windturbines in de omgeving. De toename van de cumulatieve geluidsbelasting van 67 dB naar 69 dB op zijn bedrijfswoning, is volgens hem in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
De Afdeling is het daar niet mee eens. De gemeente heeft in haar motivering mogen meewegen dat het gaat om een relatief beperkte toename van de cumulatieve geluidbelasting, waarmee binnen dezelfde categorie “slecht” volgens de Methode Miedema wordt gebleven als in de huidige situatie. Ook mocht de gemeente in de afweging betrekken dat de bedrijfswoning ligt op een gezoneerd industrieterrein, waar een hogere geluidbelasting over het algemeen aanvaardbaarder wordt geacht. Ook mocht de gemeente gewicht toekennen aan het algemeen belang dat is gediend bij de opwekking van duurzame energie.
Drycoolers op appartementengebouw Houten en geluidsnorm Bouwbesluit: ABRvS 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5429
De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een appartementencomplex. Hiervoor is een afwijking van de beheersverordening nodig. Een omwonende vreest dat hij geluidsoverlast zal hebben van de op dit complex te realiseren drycoolers (droge koelers), onder meer vanwege het tonale geluid.
De dichtstbijzijnde woning ligt op 36 meter afstand van de locatie waar de drycoolers op het dak geplaatst zullen worden. De perceelsgrens van de omwonende ligt op minimaal 30 meter afstand van deze locatie.
Voor de beoordeling of bij het in gebruik zijn van de vergunde drycoolers sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau voor de omgeving is de gemeente uitgegaan van een geluidsniveau van 40 dB(A) op de erfgrens. De gemeente heeft zich hiervoor gebaseerd op de geluidsnorm voor een installatie voor warmte- of koudeopwekking die is opgesteld buiten de uitwendige scheidingsconstructie van een bouwwerk uit artikel 3.8 Bouwbesluit.
Volgens appellant zou aansluiting moeten worden gezocht bij de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Op basis daarvan zou volgens appellant een norm van 35 dB(A) moeten worden gehanteerd in de nachtperiode.
De Afdeling is van mening dat de gemeente aansluiting mocht zoeken bij de regeling uit het Bouwbesluit om vast te stellen of er sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau, ondanks dat die regels niet rechtstreeks van toepassing zijn op drycoolers. De gemeente heeft hierin beleidsruimte. Dat de gemeente ook had kunnen kiezen voor een norm van 35 dB(A), maakt het niet onaanvaardbaar om aan te sluiten bij de norm uit het Bouwbesluit.
Uit een deskundig geluidsrapport en een memo blijkt dat wordt voldaan aan deze norm uit het Bouwbesluit. Hoewel nog niet duidelijk is welk merk en type drycooler wordt geplaatst, blijkt dat een geluidsniveau op basis van de rekenregels op 36 meter afstand van de drycoolers kan worden bepaald. Volgens een opgave van een leverancier van een drycooler blijkt dat het bronvermogen van een drycooler 70 dB(A) is en dat het geluidsniveau op 10 meter afstand 38 dB(A) bedraagt. Zonder afscherming en reflecties bedraagt het geluidsniveau op 36 meter afstand 28 dB(A). In deze zaak zal het dak nog een afschermende werking hebben, waardoor het geluidsniveau lager zal zijn.
Dat niet uitgesloten is dat de geluidbelasting van de drycoolers in de toekomst zal toenemen door ouderdom of onvoldoende onderhoud, doet niet terzake, aldus de Afdeling. Dit betreft een onzekere toekomstige gebeurtenis, waarmee in het geluidonderzoek geen rekening hoefde te worden gehouden.
Tijdens de zitting heeft de geluidsdeskundige van de gemeente toegelicht dat de aard van de dakbedekking het geluid niet versterkt, maar juist beperkt en dat het gebouw zelf ook leidt tot afscherming van het geluid.
Gelet hierop en nog daargelaten de vraag of een strafcorrectie voor de tonaal geluid moet worden toegepast, heeft de gemeente zich op het standpunt mogen stellen dat – ook uitgaande van de door appellant gestelde geluidsbelasting van 45 dB(A) op 10 meter – het geluidsniveau op een afstand van 30 meter hoe dan ook niet meer dan 40 dB(A) zal bedragen.
De Afdeling komt tot de conclusie dat de gemeente voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het geluidsniveau van de drycoolers niet zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving van het appartementencomplex.
Handhaving
Handhaving privéfeesten boven veestal veehouderij Schelluinen: ABRvS 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5403
Een appellant in Schelluinen heeft overlast van privéfeesten die worden gehouden in een ruimte boven een veestal van een veehouderij in Schelluinen. Hij heeft de gemeente gevraagd om handhavend op te treden en tevens om maatwerkvoorschriften op te leggen aan de veehouderij. De appellant woont op 45 meter van de veestal.
De gemeente weigert om handhavend op te treden omdat bij 2 controles geen overtredingen zouden zijn geconstateerd. Deze controles vonden plaats op 7 augustus en op 15 augustus tussen 22:00 en 23:00 uur.
De appellant gaat in beroep omdat hij van mening is dat de gemeente een te summier onderzoek heeft gedaan en dat het weigeringsbesluit onzorgvuldig is genomen. De Afdeling geeft hem gelijk.
De appellant heeft in de periode juni tot en met september veelvuldig klachten ingediend bij de gemeente en ook laten weten dat de piek van de geluidsoverlast met name tussen 1:00 en 2:00 uur in de nacht plaatsvindt, als de bezoekers het perceel van de veehouderij verlaten. Dat de gemeente geen enkele keer een controle heeft uitgevoerd rond die tijdstippen, acht de Afdeling niet adequaat. Ook vonden de controlemomenten plaats in de zomervakantie, toen er kennelijk geen bijeenkomsten van jongeren waren. Daardoor kan niet gesproken worden van representatieve resultaten. Verder is niet gebleken dat de gemeente navraag heeft gedaan bij andere omwonenden of zij eveneens overlast ondervinden. Dat onderzoek had de gemeente niet mogen nalaten om de enkele reden dat er geen meldingen zijn binnengekomen van andere omwonenden.
Gelet op het langdurige klachtenpatroon had het naar het oordeel van de Afdeling op de weg van de gemeente gelegen om adequaat te onderzoeken of het in de nachtelijke uren voorkomt dat feesten worden georganiseerd en of, en zo ja, in hoeverre deze (geluids)overlast voor de omwonenden meebrengen en of en in hoeverre daarop gehandhaafd kan worden. Het onderzoek naar mogelijke overtredingen is niet adequaat en zorgvuldig geweest. Appellant krijgt volledig gelijk van de Afdeling. De gemeente moet opnieuw controles uitvoeren en onderzoeken of er sprake is van overtredingen waartegen moet worden opgetreden.