Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)
  • Aert van Nesstraat 45
    3012 CA Rotterdam
    Group 47

Actualiteiten jurisprudentie geluid – oktober 2024

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 25 september tot met 16 oktober zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over een vliesgevel als oplossing voor woningbouw naast bedrijvigheid, een moeilijk inpasbare plattelandswoning en (on)doelmatigheid van geluidmaatregelen in een saneringsplan.

Ruimtelijke plannen

Woningbouw Liempde: ABRvS 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4089

De gemeente Boxtel wil de bouw van 18 grondgebonden woningen en een appartementengebouw mogelijk maken in Liempde. De locatie ligt op relatief korte afstand van een bouw- en onderhoudsbedrijf, interieurbouw- en autobedrijf. Zij vrezen dat de woningbouw zal leiden tot een beperking van hun bedrijfsvoering.

Er zijn vier adviesbureaus betrokken aan beide kanten en de geluidrapporten vliegen over en weer. De gemeente neemt enkele herstelbesluiten en schrijft uiteindelijk in het bestemmingsplan voor dat het appartementengebouw moet worden voorzien van een dove gevel of een vliesgevel met een geluidwering van minimaal 18 dB. Volgens de adviseur van de bedrijven zou deze vliesgevel een geluidwering van 29 dB moeten hebben, wat niet haalbaar zou zijn.

Met de VNG-brochure in de hand concludeert de Afdeling dat de gemeente terecht is uitgegaan van gemengd gebied. Niettemin wordt niet voldaan aan de richtafstanden en is geluidsonderzoek nodig om de aanvaardbaarheid te onderbouwen. Daarbij is terecht uitgegaan van de richtwaarden van maximaal 50 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, 70 dB(A) voor piekgeluiden en 50 dB(A) voor de verkeersaantrekkende werking.

Volgens de bedrijven heeft de gemeente in het akoestisch rapport ten onrechte geen rekening laten houden met de mogelijkheid om bedrijvigheid in milieucategorie 3.2 uit te oefenen. De geluidsadviseur van de gemeente zou ten onrechte zijn uitgegaan van de feitelijke bedrijfsvoering in milieucategorie 3.1. Bij nadere bestudering van het rapport blijkt dit wel degelijk te zijn onderzocht. Relevant is dat er al bestaande woningen zijn in de directe omgeving. Als de bedrijven op de gevels van die woningen voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit, dan wordt op de nieuwbouw ook voldaan. De geluidbelasting op de nieuwbouw is dan zelfs lager.

De geluidsadviseur van de gemeente is niettemin een stap verder gegaan. Het akoestisch onderzoek strekt zich ook uit tot de vraag wat de consequentie is als het bedrijf niet aan de geluidnorm voldoet ter plaatse van bestaande woningen. Het eerste argument is dat het bedrijf daartoe wel verplicht is en ook de beste beschikbare technieken (bbt) moet toepassen om dat te bereiken. Er zijn concrete maatregelen denkbaar. Zou het niet lukken om met die maatregelen de geluidbelasting te reduceren tot de grenswaarden van het Activiteitenbesluit, dan zou met behulp van maatwerkvoorschriften een geluidbelasting tot 55 dB(A) kunnen worden toegestaan. De geluidsadviseur stelt echter dat deze maatregelen wel mogelijk zijn en dat maatwerkvoorschriften kunnen worden voorkomen door de west- en zuidgevel van het appartementengebouw te voorzien van een vliesgevel met een geluidwering van minimaal 18 dB.

In de tussentijd is er ook al een vergunning afgegeven die voorziet in een vliesgevel met een geluidwering van meer dan 20 dB. Volgens de bedrijven voldoet de vliesgevel niet, omdat de vliesgevel aan de onderzijde over de hele lengte 35 cm open is en aan de noordzijde volledig open is. Deze openingen zijn nodig voor de ventilatie. Volgens de Afdeling is voldoende onderbouwd dat deze openingen geen consequenties hebben voor de geluidbelasting. De geluidstralen aan de onderzijde vallen via de opening ruim onder de laagste rekenhoogte van 1,5 meter. Als de bodem onder het scherm van grind wordt voorzien, zijn de reflecties via de bodem minimaal. Ook de omgevingsdienst heeft bevestigd dat een reflectie (galm) tussen de vliesgevel en de gevel van het appartementencomplex kan worden voorkomen door de bodem absorberend uit te voeren. De Afdeling twijfelt dus niet aan het geluidreducerend effect.

De Afdeling gaat niet in op de noodzaak om deze vliesgevel te realiseren. Er valt immers over te twisten of het bedrijf in kwestie ten onrechte wordt beperkt in zijn bedrijfsvoering als dat nu al leidt tot een overschrijding van de geluidnormen. In principe is dat niet het geval. De uitspraak geeft geen informatie over eventuele omstandigheden die daar in dit geval een ander licht op kunnen werpen.

De keerzijde is dat de feitelijke geluidbelasting op de woningen wel hoog is als het bedrijf geen maatregelen treft en de gemeente daar niet voortvarend tegen optreedt (of kan optreden). Nu de gemeente zelf al de keuze heeft gemaakt om een vliesgevel voor te schrijven, is geborgd dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat heerst in de woningen. Dus ongeacht of het bedrijf geluidmaatregelen treft of niet. Daardoor hoeft de Afdeling daar niet meer op in te gaan en kan de woningbouw des te sneller van start.

Plattelandswoning Boxtel: ABRvS 2 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3963

Wanneer een agrariër wel zijn bedrijf verkoopt maar niet zijn woning, ontstaat de situatie dat de bedrijfswoning in strijd met het bestemmingsplan als burgerwoning wordt gebruikt. Om de ‘boer in ruste’ niet uit zijn huis te jagen, is de figuur van de ‘plattelandswoning’ geïntroduceerd. De woning mag dan als burgerwoning worden bewoond en vormt geen geluid- en geurgevoelig object ten opzichte van het voormalige agrarisch bedrijf. De gedachte is dat het agrarisch bedrijf dan niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering.

De gemeente moet desondanks wel onderbouwen dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het vorige bestemmingsplan voor deze plattelandswoning ging onderuit, omdat dit geheel niet was onderzocht. Ook was er geen rekening gehouden met uitbreidingsmogelijkheden van het agrarische bedrijf. De eerdere uitspraak van 19 januari 2022 bespraken wij hier.

Inmiddels heeft de gemeente een nieuw bestemmingsplan vastgesteld, voorzien van akoestisch onderzoek. Ook is onderzoek gedaan naar het aspect endotoxinen.

In deze uitspraak gaat de Afdeling allereerst in op het aspect endotoxinen. Volgens de melkveehouder die het agrarisch bedrijf in 1997 heeft overgenomen, kan hij zijn extensieve veehouderij omschakelen naar een intensieve veehouderij. De gemeente heeft dit niet als realistische optie gezien, omdat het niet rendabel zou zijn. Volgens de melkveehouder is het wel rendabel en zou een omschakeling tot een toename van endotoxinen kunnen leiden. Uiteindelijk gaat het erover tot welke grens een toename mogelijk zou zijn en wat dan de maximale mogelijkheden van het plan zouden zijn. De Afdeling sluit niet uit dat de veehouder verder zou kunnen uitbreiden dan waar de gemeente tot nu toe is uitgegaan.

Dat heeft ook consequenties voor het geluidsonderzoek. In het akoestisch rapport is de aanname gedaan dat het bedrijf drie keer zo groot kan worden. Aanvankelijk is daarbij het uitgangspunt gehanteerd dat het bedrijf net als in de bestaande situatie een natuurlijke ventilatie heeft. De veehouder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij bij uitbreiding ook mechanische ventilatie zou kunnen aanbrengen. In beroep heeft de gemeente een aanvullend akoestisch rapport ingediend waarin ook deze mechanische ventilatie is betrokken. De uiteindelijke geluidbelasting van 57 dB(A) etmaalwaarde is volgens de gemeente aanvaardbaar.

De Afdeling neemt hiermee geen genoegen. Het is vooralsnog niet uit te sluiten dat het bedrijf verder zou kunnen uitbreiden. Er zitten op dit punt nog wat losse eindjes in de onderbouwing van de gemeente. Ook heeft de gemeente nog steeds geen rekening gehouden met eventuele cumulatieve geluidhinder vanwege een andere veehouderij nabij de plattelandswoning. In de uitspraak van 2022 heeft de Afdeling hier al op gewezen, maar dat punt is kennelijk niet opgepakt.

Deze keer wordt er wel een bestuurlijke lus toegepast. De gemeente krijgt de gelegenheid om de gebreken te herstellen en eventueel een gewijzigd besluit te nemen. Daarvoor krijgt de gemeente wederom 26 weken de tijd.

In 2025 of 2026 zullen we u over de einduitkomst informeren. Drie keer is scheepsrecht?

Verkeer

Verlaging gpp‘s Noord-West-Brabant: ABRvS 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4093

De geluidproductieplafonds (gpp’s) van een aantal rijkswegen in Noord-West-Brabant worden verlaagd door middel van een saneringsplan. Het saneringsplan bevat bronmaatregelen en afschermende maatregelen die ertoe leiden dat de geluidsbelasting op de referentiepunten langs een aantal rijkswegen wordt verlaagd.

Omdat dit saneringsplan is vastgesteld vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn de ‘oude’ regels van de Wet milieubeheer, het Besluit geluid milieubeheer en de Regeling geluid milieubeheer nog van toepassing.

Het saneringsplan wordt vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De Minister bepaalt daarbij waar geluidmaatregelen worden getroffen en waar niet. Dat leidt in de praktijk regelmatig tot gevoelens van ongelijke behandeling. Waarom komt er hier geen scherm en verderop wel?

Twee appellanten (eigenaren van woningen langs de A58 bij Moerdijk) stelden dat ter hoogte van hun woningen ten onrechte geen geluidwerende maatregelen waren voorzien, in de vorm van een geluidscherm of combinaties van maatregelen met een geluidscherm. De appellanten wilden zelfs meebetalen aan het geluidsscherm, de gemeente mogelijk ook. Alle creatieve oplossingen van de appellanten werden echter ‘afgeschoten’ omdat deze niet pasten binnen het wettelijk kader voor het treffen van maatregelen.

Er geldt een strak beoordelingskader voor de geluidmaatregelen die in het kader van een saneringsplan kunnen worden getroffen. Eigenaren van saneringsobjecten kunnen via de rechter alleen geluidmaatregelen afdwingen als wordt voldaan aan de criteria voor financiële doelmatigheid. Deze regels staan in hoofdstuk 6 van het Besluit geluid milieuhinder.

Een geluidbeperkende maatregel moet financieel doelmatig zijn, anders wordt deze in principe niet getroffen. De beoordeling van de financiële doelmatigheid van een geluidbeperkende maatregel vindt plaats door het aantal maatregelpunten en reductiepunten overeenkomst de wettelijke regeling te bepalen, waarbij het aantal maatregelpunten niet hoger mag zijn dat het aantal reductiepunten. Deze regels laten weinig ruimte voor afwijking.

Als niet wordt voldaan aan de eisen van financiële doelmatigheid en de fysieke eisen die wordt gesteld aan een maatregel, wordt het lastig om de Minister te overtuigen om toch iets te doen om de geluidsoverlast te beperken.

Zo maakt de mogelijkheid van co-financiering – de gemeente Moerdijk en/of de appellanten betalen mee aan de maatregel – niet dat een geluidbeperkende maatregel ineens wel financieel doelmatig wordt. Overigens heeft de Minister de mogelijkheid van co-financiering wel onderzocht, maar heeft de gemeente laten weten daar geen financiële middelen voor te hebben. Het saneringsplan is daarna vastgesteld. Dat appellanten niet vooraf zijn geïnformeerd over de uitkomst van het overleg met de gemeente, maakt het besluit van de Minister niet onzorgvuldig.

Volgens appellanten zou een geluidscherrm van 1 meter hoogte wel financieel doelmatig zijn. Een lager geluidscherm zou volgens appellanten een serieuze optie zijn, omdat hun woningen lager liggen dan de rijksweg. De Regeling geluid milieubeheer gaat echter uit van een minimale hoogte van 2 meter voor een geluidscherm. Dat betekent dat een lager geluidscherm per definitie niet aan het wettelijke doelmatigheidscriterium voldoet en dus niet afdwingbaar is.

Een korter geluidscherm in combinatie met een aanvullend geluidscherm betaald door de eigenaren en de gemeente is evenmin een optie. Net als het aanbrengen van diffractoren in combinatie met een scherm lager dan 2 meter. Deze laatste alternatieven zijn niet aangewezen als geluidsbeperkende maatregel of voldoen niet aan de voorwaarde van financiële doelmatigheid.

De wet geeft enkel in bijzondere en niet vaak voorkomende situaties een mogelijkheid om ‘andere in aanmerking komende saneringsmaatregelen’ toe te passen. Deze hardheidsclausule biedt in dit geval echter geen uitkomst. Volgens de Afdeling is de situatie van appellanten niet bijzonder genoeg.

De woningen van appellanten liggen weliswaar lager dan de rijksweg, maar de rijksweg ligt niet zodanig hoger dan de omgeving zodat er sprake is van een bijzondere situatie. De rijksweg ligt niet zo hoog dat met een lager scherm ook de geluidsbelasting naar de bovenverdieping van de woningen wordt verminderd. Een lager geluidsscherm helpt dus onvoldoende. Diffractoren hebben ook onvoldoende effect bij (brede) rijkswegen. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een bijzondere situatie waardoor de Minister in dit geval toch diffractoren als saneringsmaatregel kan toepassen. En aangezien de gemeente Moerdijk uiteindelijk toch niet wenste mee te betalen aan een geluidscherm, was cofinanciering uiteindelijk ook geen oplossing.

Kortom: alle creatieve oplossingen van het geluidsprobleem bij appellanten waren onvoldoende effectief of uiteindelijk niet realiseerbaar. De eindconclusie van de Afdeling is dat appellanten misgrijpen. Hun beroepen worden ongegrond verklaard.

halsten divider copy 6