Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)

Actualiteiten jurisprudentie geluid – november 2023

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 25 oktober tot met 15 november 2023 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over o.a. hoogfrequent spoorvervoer en rammelende spoorbruggen, windturbines, persoonsgebonden overgangsrecht en uitsterfregelingen, gebrekkige ventilatiemogelijkheden bij dove gevels, zelfrijdende landbouwwerktuigen, onbemande geluidmetingen bij een scheepswerf en het u wellicht wel bekende Lombardeffect.

Spoorverkeer

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer viersporigheid Rijswijk – Delft Zuid: ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4058

Dit is een van de vele tracébesluiten die zijn genomen om hoogfrequent spoorvervoer mogelijk te maken. Op het traject Den Haag – Rotterdam zijn er aanpassingen nodig.

Het oorspronkelijke tracébesluit voor dit traject voorziet in de uitbreiding van twee naar vier sporen tussen Rijswijk en Delft Zuid en in een aantal spooraanpassingen tussen Schiedam en Rotterdam Centraal. Dat tracébesluit is al onherroepelijk geworden in 2017. Nu blijkt dat er een aantal wijzigingen nodig zijn ten opzichte van dat tracébesluit.

De Bewonersvereniging Provenierswijk heeft beroep ingesteld tegen dit wijzigingstracébesluit vanwege enkele aanpassingen die zijn voorzien op het station Rotterdam Centraal.

De bewoners van de Provenierswijk ondervinden veel hinder van het spoorverkeer. De Afdeling merkt expliciet op zich daarvan bewust te zijn. Tegelijk kan de Afdeling niet meer doen dan het wijzigingsbesluit beoordelen. De Afdeling kan de staatssecretaris in deze procedure er niet toe verplichten om de hinder die zich voordoet te verhelpen of te voorkomen.

Deze uitspraak laat op meerdere punten zien dat de bestuursrechter gebonden is aan de wet en de juridische kaders. Al zou de rechter het hartgrondig eens zijn met de omwonenden, dan nog kan de rechter niet overal invloed op uitoefenen. De wet wordt immers een paar straten verderop in Den Haag geschreven.

De uitspraak is lezenswaardig, omdat de Afdeling zo goed mogelijk uitleg geeft over de wettelijke systematiek van referentiepunten en geluidproductieplafonds (gpp’s). Andere bewonersverenigingen kunnen daar mogelijk hun voordeel mee doen. Uit deze systematiek van gpp’s volgt ook dat de staatssecretaris veel mogelijkheden heeft om tot aanpassingen aan het spoor te besluiten. Zolang de gpp’s niet worden overschreden, hoeft er geen onderzoek te worden gedaan naar geluidmaatregelen. Ter plaatse van Rotterdam Centraal worden de gpp’s onderschreden en is zelfs besloten om de gpp’s te verlagen. Een groot aantal argumenten van de bewonersvereniging stuit hierop af.

De bewonersvereniging beroept zich nog op de advieswaarden van de WHO. De WHO adviseert strengere geluidnormen voor spoorverkeer te hanteren dan in de wet zijn opgenomen. De Afdeling heeft juridisch echter geen mogelijkheid om de wet buiten toepassing te laten onder verwijzing naar die advieswaarden. Dat is aan de wetgever. De bewonersvereniging zal dus elders in Den Haag moeten lobbyen.

Hetzelfde geldt voor de rekensystematiek die wordt gehanteerd om te toetsen of aan de gpp’s wordt voldaan. Volgens de bewonersvereniging is de eenheid dB(A) onvoldoende bruikbaar om onder meer de hinder van hoogfrequente piekgeluiden mee te wegen. Uit de Wet milieubeheer volgt echter dat de geluidproductie op referentiepunten moet worden bepaald met de geluidwaarde Lden. Dit is het gewogen jaargemiddelde van het equivalente geluidniveau met een toeslag van 5 dB voor de avondperiode en 10 dB voor de nachtperiode. Piekgeluid wordt hierbij niet afzonderlijk beschouwd. De toeslagen compenseren voor extra hinderlijkheid in de avond en nacht. De wijze van geluidberekening in de dosismaat Lden berust op een uitdrukkelijke keuze van de wetgever, waarin de Afdeling niet kan treden. Een verandering hiervan zal dus ook op een andere plek in Den Haag moeten worden besloten. Zolang de wet duidelijk is, kan de bestuursrechter niet anders dan die wet toepassen.

De bijzondere stationskap van Rotterdam Centraal krijgt nog bijzondere aandacht in de uitspraak. Deze stationskap zou bedoeld zijn om een geluidafschermende werking te hebben, maar leidt ook tot reflectie. De problemen met deze stationskap worden op zich niet ontkend, maar het wijzigingstracébesluit verandert daar niets aan. Het wijzigingstracébesluit leidt niet tot een toename van het aantal en type treinen en heeft ook geen gevolgen voor de activiteiten onder de stationskap.

Puntje bij paaltje krijgt de bewonersvereniging wel veel uitleg en verduidelijking, maar geen gelijk.

Herstelbesluit Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Amsterdam Centraal: ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4039

Soms leidt een uitspraak van de Afdeling ertoe dat een probleem daadwerkelijk wordt opgelost. Zo ook hier.

Op 25 januari 2023 heeft de Afdeling een tussenuitspraak gedaan over het tracébesluit ‘Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Amsterdam Centraal’. Daarin kwam onder andere de specifieke hinder aan de orde die omwonenden van het Kattenburgerspoorviaduct ondervinden. Daar is sprake van specifiek impulsgeluid dat voor klachten zorgt bij omwonenden. Het is een stalen spoorbrug, waarbij de harde klappen en rammelend geluid mogelijk wordt veroorzaakt door losliggende roosters en een hoogteverschil met het aansluitende spoor.

In de tussenuitspraak heeft de Afdeling zich gebogen over de brugtoeslag, die wordt gebruikt om te berekenen of de geluidproductieplafonds (gpp’s) al dan niet worden overschreden. Zelfs als de gpp’s bij een correct toegepast brugtoeslag zouden worden onderschreden – en de situatie dus op zich voldoet aan de wettelijke norm – kan de staatssecretaris daar niet mee volstaan. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat de specifieke hinder van dit impulsgeluid onvoldoende in de toetsing aan de gpp’s tot uitdrukking komt. Dan is het aan de staatssecretaris om nader te beoordelen of als gevolg van het tracébesluit een toename ontstaat van dit specifieke impulsgeluid en zo ja, of die toename aanvaardbaar is met het oog op het woon- en leefklimaat van appellanten.

De staatssecretaris heeft zich hierover gebogen. Volgens de staatssecretaris is de brugtoeslag op zich correct toegepast en worden de gpp’s onderschreden. Toch moet de staatssecretaris onderkennen dat er een reëel probleem is met het Kattenburgerspoorviaduct. Herstelwerkzaamheden hebben slechts tijdelijk effect. De staatssecretaris heeft daarom besloten om het noordelijk brugdek van het Kattenburgerspoorviaduct geheel te vervangen. Dit wordt uitgevoerd voordat er meer treinen gaan rijden.

Er is nog een ander bruggencomplex dat eveneens voor problemen zorgt. Daar is de belangrijkste oorzaak van het impulsgeluid gelegen in meerdere ongelijkmatigheden in het loopvlak van de spoorstaven. Dit houdt geen verband met de brugconstructie, maar heeft betrekking op het onderhoud en beheer van de sporen. De Staatssecretaris verwijst naar vervangingswerkzaamheden die zijn gepland in het voorjaar van 2024, waardoor ook de oorzaak van deze hinder wordt weggenomen.

De appellanten in kwestie hebben geen zienswijze meer ingediend. Ik leid daaruit af dat zij tevreden zijn met de toezeggingen en in de loop van 2024 van de grootste geluidhinder zijn verlost.

Ruimtelijke plannen

Herstelbesluit inpassingsplan Railterminal Gelderland: ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4060

Eerder bespraken wij hier de tussenuitspraak over het provinciale inpassingsplan Railterminal Gelderland. De tussenuitspraak is o.a. interessant vanwege de vuistregels die de Afdeling geeft over de beoordeling van de cumulatieve geluidbelasting en toepassing van de methode Miedema. Zo stelt de Afdeling dat er een zwaardere motiveringsplicht geldt op het moment dat een toename met 2 dB ertoe leidt dat de milieukwaliteit verslechtert van ‘matig’ naar ‘tamelijk slecht’, zoals in deze uitspraak aan de orde is.

De Afdeling had in de tussenuitspraak al een tip gegeven voor de invulling van deze extra motiveringsplicht. Voor de woningen waar de verslechtering zich voordoet, waren hogere waarden vastgesteld. De Afdeling hintte op de geluidmaatregelen die als gevolg daarvan aan de gevels van die woningen moeten worden getroffen om te voldoen aan de maximaal toelaatbare binnenwaarde van 33 dB.

Deze hint is niet aan dovemansoren gericht. In het herstelbesluit wordt hier netjes naar verwezen. Daarnaast is benoemd dat de toename van 2 dB zowel het gevolg is van het plan als de autonome ontwikkelingen. Beide leiden tot een toename van 1 dB. Bron- of overdrachtsmaatregelen zijn redelijkerwijs niet haalbaar. Dit in combinatie met het belang bij de aanleg van de railterminal en de te treffen gevelmaatregelen, is voldoende om de conclusie te trekken dat de toename van de cumulatieve geluidbelasting niet onaanvaardbaar is.

Burgerwindpark A2 Lage Rooijen, Hoenzadriel: ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4038

De bestemmingsplanprocedure om dit windpark mogelijk te maken, loopt al enige tijd. Na de Delfzijl uitspraak waarin de milieunormen voor windparken in het Activiteitenbesluit buiten toepassing zijn gesteld, heeft de gemeente Maasdriel een herstelbesluit genomen, om – in lijn met de Delfzijl uitspraak – alsnog locatie-specifieke c.q. lokale geluidsnormen vast te stellen en deze te borgen in het bestemmingsplan. Tegen dat herstelbesluit wordt door omwonenden en diverse Stichtingen die de woon- en leefomgeving van omwonenden en bedrijven in de omgeving beschermen geprocedeerd.

De locatie-specifieke normen zijn gelijk aan de normen die het Activiteitenbesluit stelde: 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Dat triggert de appellanten uiteraard. Uit de casus blijkt niet dat appellanten een geluidsrapport hebben overgelegd waaruit blijkt dat deze geluidsnormen niet juist zijn voor het windpark op deze specifieke locatie. Een echte inhoudelijke discussie over de juiste geluidsnormen wordt er dus niet gevoerd.

De Afdeling oordeelt – daarom – dat zolang de eigen normen zijn voorzien van een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde zijnde situatie toegesneden motivering, er geen probleem is als de gemeenteraad uitkomt bij dezelfde geluidsnormen als opgenomen in het Activiteitenbesluit. Dat in deze norm wordt uitgegaan van jaargemiddelde dosismaten, is voor de Afdeling evenmin een reden om te concluderen dat de gekozen norm niet de juiste bescherming tegen geluidshinder biedt. De Afdeling verwijst in dat verband naar haar einduitspraak in de Delfzijl-casus  waarin ze heeft geconcludeerd dat aangesloten mag worden bij het HMRI aangevuld met het Reken- en meetvoorschrift windturbines.

Appellanten voeren nog aan dat de GGD Gelderland-Zuid in een brief een voorkeur heeft uitgesproken voor een lagere norm. Ook dat kan niet baten. De Afdeling oordeelt dat dit niet betekent dat dus niet gekozen had kunnen worden voor de norm 47/41.

Appellanten gooien het vervolgens op het standpunt dat onvoldoende rekening is gehouden met de cumulatie van geluidbelasting van overige regionale windparken en toekomstige ontwikkelingen in de omgeving, die ook voor extra geluidbelasting zorgen. Ook die argumenten halen het niet. De Afdeling stelt dat terecht is gekozen voor de Miedema methode om de cumulatie van geluid te beoordelen. Die methode is in eerdere uitspraken ook aanvaardbaar geacht bij windturbines. De Afdeling ziet geen reden om nu een ander standpunt in te nemen. De Afdeling maakt daarbij nog de opmerking dat met onzekere toekomstige ontwikkelingen geen rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de cumulatie.

Een van de appellanten voerde nog aan dat voor de beoordeling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, de geluidbelasting niet enkel op de gevel berekend had moeten worden, maar ook in de tuin. De Afdeling wuift dat weg, omdat uit de jurisprudentie niet zou volgen dat voor de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening altijd afzonderlijk beoordeeld moet worden wat de geluidbelasting in de tuin is. De Afdeling schrijft dat niet valt in te zien dat in dit geval met de door de raad aanvaardbaar geachte niveaus op de gevel van een woning een geluidniveau zou kunnen ontstaan in de tuin dat de raad in strijd met een goede ruimtelijke ordening had moeten achten.

Al met al dus een uitspraak die in lijn is met de gangbare jurisprudentie, zeker in het geval er geen concreet akoestisch tegenrapport wordt overgelegd waaruit blijkt dat de geluidbelasting toch echt anders is.

Weigering woonbestemming, bestemmingsplan Usseler Es, gemeente Enschede: ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4050

De gemeente Enschede heeft besloten om een deel van het bedrijventerrein Usseler Es niet verder te ontwikkelen als bedrijventerrein, maar om op deze locatie andere bestemmingen mogelijk te maken (woon, natuur en agrarische bestemmingen). Langs dit bedrijventerrein loopt ook de N18, een van de belangrijkste en drukste invalswegen van Enschede.

Aan de rand van het plangebied staat een loods en een schuur die al sinds zeer lange tijd als woning worden gebruikt. Deze bebouwing is nimmer formeel als woning bestemd, maar dit gebruik is onder het overgangsrecht toegestaan. Bij de nieuwe vaststelling van het bestemmingsplan Usseler Es heeft de gemeenteraad beoordeeld wat het gebruik van deze loods en schuur moet worden om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen. Vanwege de locatie op 32 meter afstand van de N18 en de specifieke ligging van deze N18 (op een dijklichaam), is de gemeenteraad tot de conclusie gekomen dat deze bebouwing niet als een woning bestemd kan worden in het nieuwe bestemmingsplan. Uit de akoestische rapporten zou blijken dat de geluidbelasting op meerdere gevels veel te hoog is, namelijk 68 dB (66 dB incl.2 dB aftrek op grond van artikel 110g Wgh). De gemeente kiest hier niet voor, omdat maatregelen om deze geluidbelasting terug te brengen landschappelijk en financieel te ingrijpend zijn (scherm van 4 m hoog en 300 m lang à € 369.000,00). Ook zou dit moeten worden gerealiseerd op grond die in eigendom is van een derde. De hoge geluidbelasting is ook in strijd met de Geluidnota Enschede, omdat alle gevels overbelast zijn.

Deze bebouwing krijgt in het nieuwe bestemmingsplan dus niet de bestemming “Wonen” maar een bestemming natuur en een beperkende uitsterfregeling voor de bewoning. De eigenaar van de bebouwing is het daarmee uiteraard niet eens. Hij wil wel een volwaardige woonbestemming.

De eigenaar is van mening dat een volwaardige woonbestemming kan worden toegekend omdat:

  1. De situatie al zo lang aan de orde is en deze dus niet als een nieuwe woning moet worden beoordeeld op grond van de Wgh.
  2. Er maatregelen in de tuin en op de gevels van de bebouwing kan worden genomen.
  3. In de bebouwing op de begane grond en op de eerste verdieping een geluidbelasting van 31 dB is gemeten en er in de bebouwing geen geluiden van buiten hoorbaar zijn.

De eigenaar krijgt een woonbestemming niet voor elkaar. De Afdeling geeft de gemeenteraad gelijk in alle afwegingen die zij heeft gemaakt.

Essentieel is dat de bebouwing nimmer een woonbestemming heeft gehad en dus dat deze als een nieuw te projecteren woning in de zin van de Wgh moet worden beschouwd en niet als een bestaande woning. Het feit dat bewoning van de bebouwing gedurende de jaren, mede op grond van het overgangsrecht, is toegestaan, maakt deze beoordeling niet anders. Een beroep op het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel helpen de eigenaar dus niet.

Voor een nieuwe woning in het buitenstedelijk gebied geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale grenswaarde van 53 dB omdat de woning is gelegen binnen de zone van de N18. Geen enkele gevel van de bebouwing voldoet aan deze norm.

Vaststaat dat het treffen van bronmaatregelen onvoldoende effect zal hebben om alsnog aan de voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarde te kunnen voldoen. De maatregelen die getroffen moeten worden om aan de maximale grenswaarde van 53 dB te kunnen voldoen, zijn daarnaast te ingrijpend. Een hogere grenswaarde kan ook niet worden opgelegd, omdat alle gevels een te hoge geluidbelasting hebben en in de Geluidnota Enschede is bepaald dat een hogere geluidgrenswaarde slecht kan worden opgelegd als er sprake is van minimaal één geluidluwe gevel. Daarvan is geen sprake.

De Afdeling concludeert dus dat de gemeenteraad terecht heeft vastgesteld dat de bestemming “Wonen” voor deze bebouwing niet kan omdat dan in strijd met de goede ruimtelijke ordening wordt gehandeld. De gemeenteraad heeft aldus de Afdeling terecht gekozen om een uitsterfregeling toe te passen voor het gebruik van deze bebouwing voor bewoning.

De uitsterfregeling is echter wel te krap bepaald, aldus de Afdeling. Daarin krijgt de eigenaar dus wel gelijk. De uitsterfregeling voorziet er nu in dat als er gedurende een termijn van zes maanden niet wordt gewoond in deze bebouwing, bewoning niet meer is toegestaan. De gemeenteraad heeft deze korte termijn gekozen, omdat de locatie geen goed woon- en leefklimaat biedt. Die argumentatie is te kort door de bocht. Immers een onderbreking van het gebruik voor bewoning kan verschillende oorzaken hebben, zoals een calamiteit, verkoop of verbouwing van de bebouwing. De zes maanden termijn is daarmee onredelijk kort en dus te beperkend.

De eigenaar van deze loods en schuur is ingehaald door de veranderingen die zich in door de jaren heen in de directe omgeving van zijn bebouwing heeft voltrokken, maar als hij zorgt dat hij de bewoning niet te lang onderbreekt, kan er nog jarenlang worden gewoond op deze locatie.

Lombardeffect terras te Callantsoog: ABRvS 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4156

In deze zaak komt het Lombardeffect aan de orde. Wij hebben de betekenis hiervan moeten opzoeken. Uit de uitspraak blijkt dat dit effect inhoudt dat mensen de neiging hebben om het geluidniveau van hun spraak te verhogen als ze zich in een lawaaiige omgeving bevinden.

De ontwikkeling die de afwijkingsvergunning in Callantsoog mogelijk maakt, bestaat uit een horecagelegenheid met een terras. Appellant richt zijn pijlen onder andere op het terras. Het terras zou volgens hem zijn woon- en leefklimaat onevenredig aantasten door de geluidbelasting hiervan. Het terras mag immers na 23:00 uur open zijn en de geluidoverlast zal zich met name richting zijn perceel voordoen. Het geluidsonderzoek is op dat punt niet correct volgens hem, omdat hierin ten onrechte wordt uitgegaan van een onoverdekt en onverwarmd terras. Het gaat volgens appellant om een verwarmd en overdekt terras. Dat veroorzaakt een zogenaamd Lombardeffect. Met dat Lombardeffect heeft de Rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden.

De Afdeling ziet dit toch anders. De gemeente heeft niet enkel onderzocht wat het gebruik van het terras en het bijhorend stemgeluid bij een maximale bezetting inhoudt. De gemeente heeft ook specifiek beoordeeld welke stemgeluid aan de orde zal zijn. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat bij ‘gewoon’ stemgeluid wordt voldaan aan de normen van het Activiteitenbesluit, de geluidbelasting is zelfs lager dan de norm.

Het Lombardeffect is hier niet aan de orde, aldus de gemeente. Het gaat namelijk om een buitenterras, dat aan de bovenkant met een luifel kan worden ‘afgesloten’, de zij- en voorkant van het terras zullen grotendeels open zijn. Er zal dus een groot absorberend vlak zijn en geluidsreflectie zal niet of nauwelijks voorkomen. Er is geen sprake van een afgesloten ruimte waarin het effect van nagalm en spraakverstaanbaarheid ongunstig uitwerkt op de geluidbelasting.

Vernietiging omgevingsvergunning voor recreatief (mede)gebruik woning Schiermonnikoog: ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4264

Het college van Schiermonnikoog heeft een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verleend die de uitbreiding van een woning mogelijk maakt. Die uitbreiding is bedoeld om te gebruiken voor recreatieve doeleinden. De buurman wil niet dat deze woning (deels) ook wordt gebruikt recreatieve doeleinden, omdat hij op 8 meter van zijn slaapkamer geluidsoverlast zou ervaren van dit gebruik. Er wordt volgens hem niet ook voldaan aan de VNG-afstandsnorm van 10 meter tussen een pension en een gevoelige bestemming.

Dat laatste argument slaagt niet, omdat er geen sprake is van een pension. De buurman krijgt echter wel gelijk. Op de zitting bij de Afdeling is besproken welke overlast de buurman zou kunnen ondervinden van dit recreatief gebruik. De vormgeving en de inrichting van de woning en de tuin, en daarmee dus ook de recreatieve gebruiksmogelijkheden, zijn uitdrukkelijk geanalyseerd tijdens de zitting, zo begrijpen wij. In dit gesprek is kennelijk ook duidelijk geworden dat 8 personen gebruik kunnen maken van de recreatiewoning en hoe deze recreatiewoning ligt ten opzichte van de omliggende woningen. Dit was een nuttig gesprek, zo blijkt.

Naar aanleiding van dit gesprek komt de Afdeling immers (mede) tot de conclusie dat gelet op de ruimtelijke uitstraling van het beoogde recreatieve gebruik, waaronder de redelijkerwijs te verwachten geluidbelasting, en de locatie en situering van het bouwplan, de gemeente onvoldoende heeft gemotiveerd dat de afwijkingsvergunning kon worden verleend. De belangen van de buurman zijn onvoldoende meegewogen in de het besluit.

Het argument van de eigenaar dat enkel een bepaald type rustige mensen gebruik zullen maken van de recreatiewoning, slaagt uiteraard niet. Dat kun je immers niet in een bestemmingsplan of anderszins borgen.

Zo zie je maar, het kan heel nuttig zijn om met goede tekeningen / kaartmateriaal / foto’s naar een zitting te gaan, omdat je aan de hand daarvan een rechter / staatsraad kunt laten zien hoe een situatie in werkelijkheid er uit ziet. En dat is doorgaans toch zeer essentieel!

Transformatie bedrijfsverzamelgebouw naar woongebouw naast bakkerij in Erp: ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4235

Het is de bedoeling om een bedrijfsverzamelgebouw gedeeltelijk te slopen en er een woongebouw met 19 appartementen van te maken. Naast het plangebied is een bakkerij gevestigd. De – naar wij vermoeden – eigenaren van de bakkerij willen niet dat de woonbebouwing wordt gerealiseerd omdat zij vrezen dat zij in hun bedrijvigheid worden beperkt. Zij zijn van mening dat de VNG-richtafstanden en de juiste functie-indeling van de omgeving volgens de VNG-brochure niet worden gerespecteerd. Daarnaast zij zijn van mening dat een goed woon- en leefklimaat niet kan worden geborgd vanwege de activiteiten van de bakkerij.

Opmerkelijk is dat het erop lijkt dat de raad heel goed uitlegt in het bestemmingsplan hoe de systematiek van de VNG-brochure in elkaar zit, maar vervolgens deze niet goed toepast.

In de VNG-brochure zijn twee kaders opgenomen voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in de buurt van woningen in nieuwe situaties, namelijk een beoordelingskader uitgaande van functiescheiding met daarbij behorende richtafstanden en beoordelingskader uitgaande van functiemenging. In de VNG-brochure wordt het begrip “gemengd gebied” gebruikt om richtafstanden aan te geven tussen een bedrijventerrein en een gebied met een variatie aan functies, terwijl het begrip “gebied met functiemenging” wordt gebruikt om aan te geven welke functies binnen een gebied met functiemenging onder welke voorwaarden toelaatbaar zijn. Bij een gebied met functiemenging is net als bij een gemengd gebied sprake van een matige tot sterke functiemenging of wordt zo’n functiemenging beoogd. Binnen een gebied waar sprake is van functiemening of functiemening wordt beoogd, gaat de VNG-brochure niet uit van richtafstanden, maar wordt de toelaatbaarheid van activiteiten beoordeeld aan de hand van drie milieucategorieën: A, B en C.

Uit de “Staat van Bedrijfsactiviteiten – functiemening” van de VNG-brochure volgt dat de functie “broodfabrieken en brood- en banketbakkerijen met chargeovens, v.c. <7.500 kg meel/week” wordt aangemerkt als categorie B. Categorie B-activiteiten kunnen in een gebied met functiemenging worden uitgeoefend. Maar zij hebben een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten geldt de randvoorwaarde dat productie en/of laad- en loswerkzaamheden allen in de dagperiode (van 7:00 – 19:00) plaatsvinden.

En daar gaat het hier in deze zaak niet goed. De bakkerij heeft immers bewezen dat zij zes dagen per week is geopend en dat het laden en lossen van grondstoffen voor de bakkerij dagelijks gebeurt voor 7:00 uur aan de voorzijde van het pand aan de openbare weg en de productieactiviteiten starten doorgaans dagelijks rond 4:00 uur, maar in de drukke perioden eerder. De raad heeft met deze feiten geen rekening gehouden en dus heeft de gemeenteraad op basis van het beoordelingskader uitgaande van functiemenging niet kunnen concluderen dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het bestemmingsplan is dus niet zorgvuldig tot stand gekomen.

De belangen van de bakkerij zijn ook niet goed meegenomen in de besluitvorming. De raad probeert zich te verweren met de stelling dat al rekening moest worden gehouden met gevoelige functies in de omgeving en met het Activiteitenbesluit. Dat verweer veegt de Afdeling echter van tafel. De enkel woning die zich op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan in het plangebied bevond, vormde immers een minder grote belemmering voor de continuïteit van de bedrijfsvoering van de bakkerij dan een wooncomplex met 19 appartementen. Het voorheen geldende bestemmingsplan maakte maximaal 1 woning of 2 gestapelde woningen op de eerste bouwlaag in het plangebied mogelijk, terwijl het bestemmingsplan 19 woonappartementen mogelijk maakte. De toename van het aantal bewoners vergroot dus de kans op klachten over de overlast door de bakkerij.

Met al deze belangen van de bakkerij is geen rekening gehouden, zodat ook op die aspecten het bestemmingsplan onzorgvuldig is vastgesteld.

Het bestemmingsplan wordt integraal vernietigd.

22 grondgebonden senioren bungalows in Oosthuizen, gemeente Edam-Volendam, ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4234

Het bestemmingsplan maakt 22 grondgebonden senioren bungalows met tuinen en parkeerplaatsen mogelijk. In dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat een geluidwerende voorziening moet zijn gerealiseerd alvorens de voor “Wonen” aangewezen gronden in gebruik worden genomen. Dit is nodig om overlast voor omwonenden van het plangebied zoveel mogelijk te voorkomen.

Een appellant is van mening dat niet voldoende duidelijk is bepaald wat wordt verstaan onder “geluidwerende voorziening”. Er is geen begripsbepaling hiervoor opgenomen in het bestemmingsplan. Hierdoor is het niet duidelijk in welke mate deze voorziening overlast voor omwonenden zou moeten beperken. Ook is niet geborgd dat deze geluidwerende voorziening in stand moeten worden gehouden.

De gemeenteraad ziet dit gebrek kennelijk ook in en stelt dat het de bedoeling is om een geluidwerende voorziening uit te voeren bij wijze van een zogenoemde Kokowall. Aangezien dit niet is geborgd in het bestemmingsplan, is het bestemmingsplan op dit punt niet zorgvuldig vastgesteld. De Afdeling lost dit probleem zelf op door het artikel van het bestemmingsplan met de voorwaardelijke verplichting te herformuleren en toe te voegen dat de geluidwerende voorziening absorberend moet zijn en bijvoorbeeld een Kokowall kan zijn.

Heel praktisch!

Persoonsgebonden overgangsrecht voormalige agrarische bedrijfswoning: ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4267

Het is een klassieke situatie die in de praktijk voor problemen zorgt: een agrarisch (verwant) bedrijf dat zonder de bijbehorende bedrijfswoning wordt verkocht. De voormalig eigenaar blijft zelf in de woning wonen. Meestal kan dat niet, omdat die woning alleen als bedrijfswoning mag worden bewoond. Dan komt de vraag op of de gemeente medewerking wil verlenen aan een bestemmingswijziging.

Zo ook hier. De gemeente Lingewaard wil meewerken aan een persoonsgebonden overgangsrecht voor de voormalige eigenaar van het loonwerkbedrijf. De nieuwe eigenaar van het loonwerkbedrijf ziet dat niet zitten. Hij vreest dat het gebruik als burgerwoning zijn bedrijfsvoering zal beperken.

Om zijn doel te bereiken, voert het loonwerkbedrijf aan dat er geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd in de woning en de bijbehorende buitenruimte. Het relativiteitsvereiste staat daar niet aan in de weg. Hij mag zich “zorgen maken” over hinder de voormalig eigenaar in die woning gaat ervaren, omdat dit weer kan leiden tot klachten over zijn bedrijfsvoering.

De geluidbelasting blijkt ook aan de hoge kant. Aan de richtafstand van 50 meter wordt bij lange na niet voldaan. De gemeente heeft daarom akoestisch onderzoek laten doen. Daaruit volgt dat het bedrijf aan de geluidnormen van artikel 2.17 lid 1 Activiteitenbesluit kan voldoen, mits er een geluidscherm van 1,5 à 2 meter wordt geplaatst. Ook moet de woning op de verdieping van dove gevels worden voorzien. De noordelijke gevel moet ook op de begane grond doof worden uitgevoerd.

Het loonwerkbedrijf stelt dat de geluidsbelasting is onderschat. Ten eerste is geen rekening gehouden met de planologisch maximale mogelijkheden. Ten tweede zijn geluidbronnen buiten beschouwing gelaten, zoals zelfrijdende landbouwwerktuigen. Het bronvermogen daarvan is 108 dB(A) en ligt daarmee hoger dan het bronvermogen van 102 dB(A) waar het akoestisch onderzoek van de gemeente van uitgaat. De bronhoogte ligt voor zelfrijdende landbouwwerktuigen en tractors ook hoger. Er is ook niet of onvoldoende rekening gehouden met het gebruik van een wiellader of lepelkraan bij het beladen, overladen en lossen.

Daar komt nog eens bij dat de gemeente heeft getoetst aan het eerste lid van artikel 2.17 Activiteitenbesluit. Voor inrichtingen met agrarische activiteiten geldt een andere normstelling, opgenomen in het vijfde lid van artikel 2.17.

De Afdeling vindt dat de gemeente ontoereikend onderzoek heeft gedaan. De gemeente krijgt ook nog het verwijt dat zij niet schriftelijk heeft gereageerd op de akoestische contra-expertise van het loonwerkbedrijf. De gemeente heeft wel een interne memo laten opstellen, maar die is niet gedeeld. De gemeente heeft volstaan met een mondelinge toelichting tijdens de zitting. Daar is de Afdeling niet van gecharmeerd. En inhoudelijk is de Afdeling dus ook niet overtuigd.

De Afdeling kijkt vervolgens ook nog een stapje verder en stelt de vraag hoe aanvaardbaar het woon- en leefklimaat überhaupt gaat zijn als deze bestaande woning op de verdieping volledig van dove gevels moet worden voorzien. Zonder ventilatiemogelijkheden wordt het binnenklimaat er niet beter op. De Afdeling verwijst naar het Bouwbesluit 2012.

Het loonwerkbedrijf voert ook terecht aan dat de gemeente niet heeft gekeken naar de geluidsituatie ter plaatse van de buitenruimtes. De gemeente moet ook motiveren waarom daar sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zeker nu er een geluidscherm en dove gevels nodig zijn, is het maar de vraag of de situatie buiten acceptabel is.

De gemeente moet binnen 20 weken een nieuw besluit nemen. En als het persoonsgebonden overgangsrecht dan goed wordt onderbouwd en in stand blijft, zal de voorwaardelijke verplichting moeten worden aangescherpt. Er is alleen een maximale bouwhoogte opgenomen, waardoor niet duidelijk is hoe hoog het geluidscherm minimaal moet zijn.

De kans dat een aangepast besluit door beide partijen wordt geaccepteerd, lijkt niet heel groot. Dan kunnen we nog een einduitspraak verwachten en u laten weten hoe de gemeente te werk is gegaan.

Handhaving

Dwangsom scheepswerf Waterhuizen: ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4257

Het college van Midden-Groningen heeft dwangsombesluiten opgelegd aan de scheepswerf vanwege het niet naleven van de geluidsvoorschriften uit de vergunning. In de vergunning zijn o.a. voorschriften opgenomen over het maximale geluidsniveau als gevolg van de werkzaamheden op de scheepswerf op een beoordelingspunt dat is aangeduid als T3. Dat beoordelingspunt ligt tegenover de scheepswerf, aan de overkant van het water.

Op basis van de opgelegde last onder dwangsom verbeurt de scheepswerf € 500 per overtreding, met een maximum van € 15.000. Volgens het college is de geluidnorm op beoordelingspunt T3 al 34 keer overschreden. Het college vordert daarom het maximum bedrag van € 15.000 in.

Omdat uit onbemande metingen bleek dat de scheepswerf het geluidvoorschrift bleef overtreden, is een tweede last onder dwangsom opgelegd. Nu met hogere dwangsommen, namelijk € 1.000 per overtreding met een maximum van € 30.000. Na de eerste 14 overtredingen heeft het college € 14.000 ingevorderd. Nadat er nog eens 83 overtredingen waren geconstateerd, is de resterende € 16.000 ingevorderd. In totaal gaat het dus om € 45.000 aan dwangsommen.

Het beroep richt zich tegen de invordering van dit totaal aan dwangsommen van € 45.000. Ook stelt de scheepswerf dat de tweede last onder dwangsom niet mocht worden opgelegd, omdat deze ten onrechte is gebaseerd op overtredingen die met onbemande metingen zijn vastgesteld.

De eerste vraag die aan de orde komt is of er gehandhaafd kan worden op beoordelingspunt T3. Volgens de scheepswerf kan uit een overschrijding op beoordelingspunt T3 niet worden afgeleid dat ook de wettelijke geluidsnormen op gevels van omliggende woningen niet worden nageleefd. Vrij vertaald, “daar heeft toch niemand last van”. De Afdeling gaat daar niet in mee. In de voorschriften van de vergunning is beoordelingspunt T3 bewust opgenomen. Als de scheepswerf het daar niet mee eens is, had zij dat in een procedure tegen de vergunning aan moeten voeren. Nu heeft zij zich simpelweg te houden aan de voorschriften van de vergunning. De geluidvoorschriften kunnen dus ook zelfstandig worden gehandhaafd op beoordelingspunten die niet op de gevel van een woning liggen.

De tweede vraag die aan de orde is, is of overtredingen kunnen worden vastgesteld met onbemande geluidmetingen. De StAB heeft hierover advies uitgebracht en uiteengezet dat met het onbemande geluidmonitoringssysteem bij beoordelingspunt T3 de maximale geluidsniveaus van de scheepswerf betrouwbaar kunnen worden vastgesteld. Dat geldt ook voor handhavingsbesluiten.

De enige kanttekening is dat de onbemande geluidmetingen op beoordelingspunt T3 niet kunnen worden gebruikt om via extrapolatieberekeningen de geluidbelasting op de gevel van een nabijgelegen woning vast te stellen. Maar dat maakt geen verschil voor de uitkomst van deze procedure, omdat er zelfstandig wordt gehandhaafd op overschrijdingen op beoordelingspunt T3.

De derde vraag is of het onevenredig is dat er gehandhaafd wordt op een beoordelingspunt “in het veld”, als de omwonenden geen hinder meer ondervinden. De scheepswerf heeft geluidsisolerende maatregelen genomen, die ertoe hebben geleid dat het aantal klachten tot een minimum is gedaald. Feitelijk levert de geluidemissie dan ook geen probleem meer op, aldus de scheepswerf. Handhaving van de geluidsniveaus bij beoordelingspunt T3 dient dan geen redelijk doel meer, omdat het voorschrift ter plaatse van T3 uitsluitend tot doel heeft om de omliggende woningen te beschermen tegen (piek)geluiden.

De Afdeling gaat daar niet in mee. Regels zijn regels. Gelet op het algemeen belang dat is gediend bij handhaving, zal het bestuursorgaan in de regel gebruik moeten maken van zijn handhavingsbevoegdheden. Dat is alleen anders als er sprake is van concreet zicht op legalisering, of als handhaving onevenredig is. Ook als het aantal klachten inderdaad tot een minimum zou zijn gedaald, betekent dat nog niet dat er geen betekenis meer toekomt aan de voorgeschreven maximale geluidniveaus. Dat er weinig klachten meer komen, wil niet zeggen dat omwonenden geen nadelen meer ondervinden van overschrijdingen op beoordelingspunt T3. Daar komt bij dat de overschrijdingen van de maximale geluidniveaus verschillende keren fors zijn geweest.

De scheepswerf zal de dwangsommen dus gewoon moeten betalen.

halsten divider copy 6